| |
| |
| |
Hoofdstuk XVI
|
zestiende hoofdstuk < [streep] Ma
Veertiende Hoofdstuk [streep] Mb
zestiende hoofdstuk. D1-D4 |
1 |
Havelaar < Havelaar Ma
Vervolg van het opstel van Stern Havelaar Mb*
(Vervolg van het opstel van Stern.) Havelaar D1, D3
(Vervolg van het Opstel van Stern.) Havelaar D2, D2d |
3 |
Deze < Die M-D3 |
7-8 |
Gaarne alzoo < Gaarne M-D3 |
8 |
dit < dat M-D3 |
8 |
vruchteloos < vergeefs M-D3 |
11 |
wanneer < als M-D3 |
14 |
gebukt < gedrukt M |
15-16 |
op de Hoofden gemaakt had. By < had gemaakt op de hoofden; bij M
had gemaakt op de Hoofden; bij D1-D3 |
21-22 |
al geschiedde dit dan ook slechts schoorvoetend <
schoorvoetend nogthans M-D3 |
24 |
meermalen opgeschrikt < opgeschrikt M-D3 |
25 |
door < voor M-D3 |
25 |
voorby slopen < rondslopen M-D3 |
31 |
gewis niet < niet M-D3 |
31 |
van 't afgeperste te nemen < te nemen van het afgeperste M-D3
van het afgeperste te nemen D4 |
32 |
voor niemand een < geen M-D3 |
34 |
op Havelaars ridderlykheid vertrouwden <
vertrouwden op Havelaar's ridderlijkheid M-D3 |
34 |
en overtuigd waren dat < dat M-D3 |
35-36 |
in 't openbaar te herhalen < te herhalen in het openbaar M-D3 |
36 |
ze des nachts of den vorigen avend < zij M-D3 |
| |
| |
36-37 |
in zyn kamer gezegd hadden < gezegd hadden in zijne kamer M-D3 |
39 |
klagers naar hun dorp terugtekeeren <
klagers dat zij zouden terugkeeren naar hun dorp M
klagers, dat zij zouden terugkeeren naar hun dorp D1-D3 |
41 |
de meesten < velen M-D3 |
43-44 |
in zyn woonstede was teruggekeerd <
was teruggekeerd in zijne woonstede M-D3 |
46 |
noch de < noch Ma
of Ma
of D1-D3 |
46 |
noch zelfs < noch zelfs Ma
of zelfs Mb
òf zelfs D1-D3 |
48 |
van de klagers aftewenden < aftekeeren van de klagers M-D3 |
49 |
dat gewis < dat M-D3 |
50 |
hèm < Havelaar M-D3 |
50 |
niet als vroeger < niet M-D3 |
50-51 |
met een intrekking van de klacht zou afgeloopen zyn <
zou afgeloopen zijn met eene intrekking der klagte M-D2d
zou afgeloopen zijn met eene intrekking der klagten D3
met een intrekking der klacht zou afgeloopen zyn D4 |
54-55 |
beroofden...voor-zoo-ver 't vergoeden der geleden schade mogelyk wezen zou. <
arme beroofden. M-D4 |
56 |
nadat < als M-D4 |
56 |
met den Regent had gesproken < had gesproken met den regent Ma
had gesproken met den Regent Mb-D3 |
57 |
deed hy de overtuiging op < bleek hem M-D4 |
60-61 |
te verhalen van den Javaan Saïdjah in de dessah Badoer. <
te verhalen van den Javaan Saïdjah in de dessah Badoer. Ma
te verhalen van den Javaan Saïdjah in de dessah B(-r). Mb
te verhalen van den Javaan Saïdjah in de Dessah B.... D1-D3
van den Javaan Saïdjah in de dessah Badoer te verhalen.120 D4
van den Javaan Saïdjah in de dessah Badoer te verhalen.134 D4a |
| |
| |
62 |
Havelaar.134 < Havelaar. M-D4 |
62 |
zal daarin < zal M-D3 |
63-64 |
men - wat de hoofdstrekking aangaat < men M-D3 |
64 |
bewyskracht mocht willen ontzeggen aan een verdichtsel <
mijn verhaal mogt houden voor een verdichtsel M-D3
myn verhaal voor een verdichtsel mocht houden D4 |
65 |
de namen optegeven < optegeven de namen M |
65 |
van < van de M-D4 |
68 |
de namen kan noemen < kan noemen de namen M-D3 |
72 |
Wanneer < Als M-D3 |
73-74 |
bestuurd te worden < te worden bestuurd M-D3 |
74 |
een < den M-D4 |
74 |
dit < dat M-D3 |
76 |
op even vaste gronden rustte < rustte op even vaste gronden M-D3 |
77 |
distriktshoofd, by-voorbeeld, van Tjilang-kahan aan de Zuidkust kon, <
distriktshoofd van Tjilang kahan aan de zuidkust bijvoorbeeld, kon Ma
distriktshoofd van Tj(...)an aan de zuidkust bijvoorbeeld, kon Mb
distriktshoofd van Tj...an aan de Zuidkust bijvoorbeeld kon, D1-D3
distriktshoofd van Tjilang-kahan aan de Zuidkust by-voorbeeld kon, D4 |
79 |
't inbrengen eener klacht < het aanklagen M-D3 |
81 |
hierby < daarbij M-D3 |
83 |
afgeschrikt als ze waren < afgeschrikt als zij waren Ma
als afgeschrikt Mb-D3 |
84-85 |
anderen klagers te-beurt viel < tebeurt viel aan andere klagers M
te beurt viel aan andere klagers D1-D3
aan andere klagers te-beurt viel D4 |
85-86 |
hebben zou in de meening < doen zou te meenen M-D3
zou hebben in de meening D4 |
87 |
opleverde < opleveren zou M-D3 |
91-92 |
noch zelfs was buffelroof < of zelfs buffelroof was niet M-D3 |
| |
| |
94 |
de bevolking < het volk M-D3 |
95 |
gemakkelyker < ligter M-D3 |
96 |
de bevolking < der bevolking M-D3
aan de bevolking D4 |
96 |
haren < zijnen M-D3
zyn D4 |
97 |
haar < zijnen M-D3
zyn D4 |
97 |
buffels < buffel M-D4 |
105 |
aantewenden < in de aanwending M-D4 |
107 |
der < dier M-D3 |
109 |
welke < die M-D3 |
110 |
wyzen op een der beletselen < aanroeren der redenen M-D4 |
110 |
juist beoordeelen < oordeel M-D3
juist oordeelen D4 |
110-111 |
indische zaken aan niet-indische personen <
niet-indische personen over Indische zaken M
niet-Indische personen over Indische zaken D1-D4 |
112 |
Herhaaldelyk heb ik van Javanen gesproken <
Ik heb herhaaldelijk gesproken van Javanen M
Ik heb herhaaldelijk gesproken van Javanen D1-D3 |
113 |
den europeschen lezer moge toeschynen, toch zal <
moge toeschijnen aan den europeschen lezer, zal toch M, D4
moge toeschijnen aan den Ruropeschen lezer, zal toch D1-D3 |
113 |
deze < die M-D3 |
117 |
tot eigenlyk Java te behooren < te behooren tot eigenlijk Java M-D3 |
117-118 |
van de over zee gekomen vreemdelingen in die gewesten te spreken <
te spreken van de over zee gekomene vreemdelingen in die streken M-D3 |
118-119 |
de oorspronkclyke bevolking is inderdaad <
is indedaad de oorspronkelijke bevolking M-D3 |
119 |
op < in M-D3 |
| |
| |
119 |
en < of M-D4 |
120 |
Kleeding, volksaard en taal < Taal, volksaard, zeden, kleeding M-D3
Kleeding, volksaard en taal, D4 |
121 |
dat < dat indedaad M-D3 |
121 |
Soendanees of Orang Goenoeng < Soendanees M
Soendanees D1-D3 |
124 |
over < over vele M-D3 |
124-125 |
Immers wanneer men nagaat < Als men toch nagaat M-D3 |
126 |
van die < dier M-D4 |
127 |
moet wezen < zijn moet M-D4 |
128 |
en zelfs < en M-D4 |
131 |
Dajak, den Boegie, < Daijak M-D2d
Dajak D3 |
132 |
is < is dan ook M-D3 |
132-133 |
in de gelegenheid was < de gelegenheid had M-D4 |
133 |
deze < die M-D3 |
134-135 |
grappig en bedroevend tevens, < en bedroevend om M-D4 |
135 |
personen < de personen M-D3 |
141 |
door ernstige studie in 't boekvertrek verkregen is <
verkregen is door diepe studie in het boekvertrek M-D3
door diepe studie in het boekvertrek verkregen is D4 |
143 |
toonen < toonden M-D3 |
144 |
betreden te hebben. Zoodra nu < te hebben betreden, en zoodra M-D3 |
| |
| |
148-150 |
minder moeielykheden te overwinnen had omdat hy, op verren afstand zonder aanschouwing, <
nooit Indie aanschouwde en dus minder moeijelijkheden te overwinnen had, dewijl deze op verren afstand Ma1
minder moeijelijkheden te overwinnen had, dewijl deze op verren afstand zonder aanschouwing Ma2
minder moeijelijkheden te overwinnen had, dewijl deze op verren afstand zonder aanschouwing, D1-D3
minder moeielykheden te overwinnen had, omdat hy op verren afstand
zonder aanschouwing, D4 |
151 |
zooals onmisbaar < zooals M-D2, D4
zoo als D2d, D3 |
153-154 |
by de behandeling van indische zaken ten-toon spreiden <
ten toon spreiden bij de behandeling van indische zaken M
ten toon spreiden, bij de behandeling van Indische zaken D1-D3
by de behandeling van Indische zaken ten-toon spreiden D4 |
154 |
immers < toch M-D4 |
155 |
ook door anderen worden gehoord <
worden gehoord ook door anderen M-D3 |
156-157 |
te Buitenzorg te hebben doorgebracht <
te hebben doorgebragt te Buitenzorg M-D3 |
157 |
kennen. Het moet hun toch bekend zyn dat < kennen; dat M-D3 |
157 |
die < hun D4 |
158-159 |
die in Indie zelf getuigen waren < in Indië zelve die getuigen waren Ma
in Indië zelve, die getuigen waren Mb-D3
in Indie zelf, die getuigen waren D4 |
160 |
staan < zijn M-D3 |
165 |
koloniale staatkunde < volksvertegenwoordiging M-D3 |
166 |
hem die < wien Ma
hem die Mb
hem, die D1-D3 |
167 |
misschien ware het < het ware misschien M-D4 |
170-171 |
welke < die M |
171 |
meening van den man < meening Ma
meening, Mb-D3 |
| |
| |
175 |
van de < der M-D4 |
175 |
nu eenmaal < er M-D4 |
176 |
Indien < Als M-D4 |
180-181 |
zich dwingen liet zulk een specialiteit aan 't hoofd van zyn Ministerie van Kolonien te plaatsen <
den gewezen’ gouverneur generaal plaatste aan het hoofd van zijn ministerie van Koloniën Ma
de specialiteit plaatste aan het hoofd van zijn ministerie van Kolonien Mb
de specialiteit plaatste aan het hoofd van zijn Ministerie van Koloniën D1-D3
zich dwingen liet zulk een specialiteit aan het hoofd van zyn Ministerie van Kolonien te plaatsen D4 |
183 |
van 't zelf oordeelen schuwt < schuwt van het zelf oordeelen M-D3 |
185-186 |
kan geput wezen < geput is M-D3 |
186 |
uit < aan M-D4 |
186 |
bronnen die niet voor ieder toegankelyk zyn < vreemde bron M-D3 |
189 |
van dezelfde hulpmiddelen had kunnen gebruik maken <
had kunnen gebruik maken van dezelfde hulpmiddelen M-D3 |
190-191 |
gemakkelyk < ligt M-D3 |
193 |
zulke veronderstelde < die M-D3 |
197 |
zulke hooge < ‘hooge M, D1
hooge D2-D3 |
197-198 |
in Indie vervulden < vervulden in Indië M
vervulden in Indië D1-D3 |
198 |
het is < is het M-D4 |
201 |
gewesten’. Dit < gewesten,’ en dit M-D3 |
202 |
dusdanigen < zoodanigen M-D3 |
202-203 |
alles zouden aannemen < zouden aannemen alles M-D3 |
204 |
ieder < iemand M-D3 |
205-206 |
byna even zooveel tyd < meer dan dertig jaren M-D4 |
207 |
gekomen te zyn < te komen M-D3 |
| |
| |
208 |
zeer dikwyls < meestal M-D3 |
209 |
uit zoodanige personen is samengesteld <
is zamengesteld uit zoodanige personen M-D3 |
210-211 |
benoemingen te laten teekenen < te laten teekenen eene benoeming Ma
eene benoeming te laten teekenen Mb1
benoemingen te laten teekenen Mb2 |
211-212 |
tot deze soort van specialiteiten behoorde.137 <
behoorde tot deze soort van ‘Specialiteiten’ Ma
behoorden tot deze soort van ‘Specialiteiten’ Mb
behoorde tot deze soort van ‘specialiteiten.’ D1-D3
tot deze soort van specialiteiten behoorde.123 D4
tot deze soort van specialiteiten behoorde.137 D4a |
213 |
veronderstelde < vooronderstelde M-D3 |
215 |
voor een genie hield < hield voor een genie M-D3 |
215 |
bedoeling < meening daarmede M-D3
bedoeling daarmede D4 |
216 |
het benoemen van genien aantepryzen <
het aanprijzen der benoeming van genien M, D4
het aanprijzen der benoeming van geniën D1-D3 |
219 |
dus < zou dus M-D3 |
220 |
wel meer < gewoonlijk M-D4 |
223 |
tot de keuze van een nieuwen Landvoogd geroepen zyn <
geroepen zijn tot de keuze van eenen nieuwen landvoogd M
geroepen zijn, tot de keuze van eenen nieuwen landvoogd D1-D3
tot de keuze van een nieuwen landvoogd geroepen zyn D4 |
227 |
voor < voor eene M-D3 |
227-228 |
men met eenig gegrond vertrouwen < men M-D4 |
228 |
de vermyding kunne verwachten < kunne verwachten de vermijding M |
230-231 |
Ik heb er reeds op gewezen dat < Ik zeide reeds hoe Ma
Ik zeide reeds, hoe Mb-D3
Ik heb er reeds opgewezen dat D4 |
232 |
van den Gouverneur-generaal < des gouverneurs generaal M
des Gouverneurs-generaal D1-D3 |
| |
| |
232 |
er by < daarbij M-D4 |
232 |
deze < die M-D3 |
235 |
deze < die M-D3 |
237 |
zeer velen < velen M-D3 |
240 |
voor haar een berg < den berg M-D4 |
244-245 |
afgrond die moet worden omgetrokken... een diepte die duizend mieren niet vullen zouden <
afgrond, - eene diepte die duizend mieren niet vullen zouden, - die moet worden omgetrokken Ma
afgrond, - eene diepte, die duizend mieren niet vullen zouden, - die moet worden omgetrokken Mb-D3 |
253 |
naar de diepte wyst < wijst naar de diepte M-D3 |
255 |
ach, de < en de M-D3 |
255 |
tobster < mier M-D4 |
258 |
in < aan M-D3 |
263-264 |
door de grofheid onzer zintuigen aan onze waarneming ontsnapt. Ik <
ontsnapt aan onze waarneming, door de grofheid onzer zintuigen; ik M-D3 |
264 |
menschen, van wezens < menschen Ma
menschen, Mb-D3 |
266 |
vermoeiend mede-lyden < mede lijden M, D1
medelijden D2-D3
't lastig mede-lyden D4 |
267 |
ze < hen M-D3 |
268 |
hun < het M-D4 |
269 |
ten-minste < althans M-D3 |
273 |
daarmee < daarmeê M-D3
hiermee D4 |
274 |
zyn < die M-D3 |
276 |
werd < is M-D3 |
276 |
zyn < waren M-D3 |
| |
| |
280 |
bescherming < beschutting M-D3 |
285-286 |
verwacht, o Nederlanders! < verwacht M-D3 |
287 |
ik u < ik M-D4 |
290 |
Evenmin < Noch M-D3 |
293 |
Neen, neen, neen, < Neen, neen M-D3 |
293-294 |
in de nabyheid < nabij u M-D4 |
294 |
om u < om M-D4 |
294-295 |
overtelaten < overtehouden M-D4 |
295-299 |
is! Worden niet al uw zenuwen in spanning gehouden door de akeligheid der keus van een nieuw Kamerlid? Dobbert niet uw verscheurde ziel tusschen de wereldberoemde verdiensten van Nietigheid A en Onbeduidendheid B? En hebt ge niet uw dure tranen noodig voor ernstiger zaken dan... maar wat hoef ik méér te zeggen! <
is. M-D3 |
300 |
dreigde < dreigt M-D3 |
303 |
je < uw M-D3 |
305 |
dit < dat M-D3 |
306 |
terstond < dadelijk M-D3 |
306 |
aan den ouden Stern geschreven < geschreven aan den ouden Stern M-D3 |
306-307 |
haast moest maken met zyn orders < zich moest haasten M-D4 |
307 |
en vooral < en M-D4 |
307 |
zich in-acht < in acht M-D3
in-acht D4 |
307 |
tegen < voor M-D4 |
307-308 |
berichten, want de koffi staat heel goed. <
berigten. M-D3
berichten, want de koffie staat heel goed. D4 |
309-310 |
by 't aanhooren van die laatste hoofdstukken weer heb uitgestaan <
weêr heb uitgestaan bij het aanhooren der laatste hoofdstukken M-D3 by 't aanhooren van al die laatste hoofdstukken weer heb uitgestaan D4 |
| |
| |
313 |
dit < dat M-D3 |
314 |
worden < werden M-D3 |
319 |
dit < dat M-D3 |
320 |
erkennen < bekennen M-D3 |
320-321 |
veel moeite < moeite M-D3 |
322 |
nu eindelyk < toch M-D3 |
323 |
iets < wat D4 |
329 |
dat schimpen op gedwongen arbeid aangaat <
aangaat dat schimpen op gedwongen’ arbeid M-D3 |
333 |
had kunnen gissen < geweten had M-D4 |
336 |
dit < dat M-D3 |
339 |
schynt < scheen M-D3 |
339 |
heeft < had M-D3 |
340-341 |
Ik zou me echter hierdoor niet hebben laten afschrikken <
Dit echter zou mij niet hebben afgeschrikt M-D3 |
341 |
maar niet < niet M-D3 |
342 |
te willen aanknoopen < aanteknoopen Ma1
te willen aanknoopen Ma2 |
343 |
Dit < Dat M-D3 |
346 |
het geval niet < niet het geval M-D3 |
352 |
Hy < Nu, hy D4 |
353 |
er ronduit < er M-D3 |
354 |
dit < dàt M-D2d
dat D3 |
355 |
maar zelden < zelden M-D3 |
356 |
zoo'n < zulk een’ M-D3 |
361 |
erkennen < bekennen M-D3 |
| |
| |
365 |
voorlezen aan < voorlezen bij Ma1
voorlezen aan Ma2 |
368 |
tot gehoorzaamheid overtehalen < overtehalen tot gehoorzaamheid M-D3 |
373 |
doodgeslagen te willen worden < te willen worden doodgeslagen M-D3 |
378 |
omdat < wijl M-D3 |
380-381 |
zoo byzonder < zoo M-D4 |
382-383 |
een arme oude bedelaarster beklaagd wordt <
hij eene arme oude bedelaarster beklaagt M-D3 |
386 |
erkennen < bekennen M-D3 |
389 |
vernam < hoorde M-D3 |
394 |
heel aangenaam < aangenaam M-D3 |
396 |
belet < belet toch M-D3 |
396-397 |
ergert, Frits zyn hart te zien verharden, <
verdriet doet te zien dat Frits zijn hart verhardt M-D3
verdriet doet te ontwaren dat Frits zyn hart verhardt D4 |
397 |
was dan hy, < was M-D3 |
400 |
de jongen < hij M-D3
[De hierna volgende presentatie van ‘de vragen van Frits’ uit het manuscript wijkt af van de gebruikelijke wijze van presenteren. Gebruikelijk zou zijn dat de genoemde siglen opeenvolgende stadia van de tekstgeschiedenis aanduiden. In dit geval echter komt de passage in haar geheel voor in M. In M zijn verschillende lagen aanwijsbaar. Per onderdeel van de passage is d.m.v. de siglen aangegeven in welke laag het desbetreffende onderdeel voorkomt dan wel geschrapt is.] |
402-403 |
dol maakt. Het is aandoenlyk <
dol maakt. In plaats van aantenemen wat de Schrift zegt, - en dat behoort men toch te doen, want het staat in de Schrift zelve dat men geloovig moet wezen, - doet hij allerlei vragen: ‘Wat was licht vóór er zon was? - Had die Melchizedek het ware geloof? - Wat zou er gebeurd zijn als Eva dien appel niet gegeten had? - Is mijn broêrtje verdoemd omdat hij voor den doop stierf? - Waar was de policie, toen Petrus Ananias en Saffirah liet doodvallen? - M
Droeg Jezus kousen, en had hij een’ tulband op? - Hoe hoog is hij opgevaren voor hij aan den rand kwam van onze atmospheer, en waarheen ging hij verder? - Waarom was hij brutaal tegen zijne moeder toen deze hem zocht? Ma |
| |
| |
Is er een proces geweest over de waarde van die varkens die in het
water werden gejaagd? - Waartoe dienden die varkens in een land
waar zwijnevleesch verboden is? - Hoe maakte men het met de
nalatenschappen van de menschen die opstonden uit hunne graven?
- Waarom moest Ezechiel vuiligheid eten? - Wat is de bezigheid
van een opperwezen, bij volmaakte natuurwetten? - Waarom werd
het menschdom eerst gered, vierduizend jaren na de Schepping? -
Waarom laat God toe, dat velen die redding afwijzen? - Waarom
heeft de duivel magt als hij door Christus overwonnen is? - Was
Konstantijn de groote niet een gemeene moordenaar? - Van waar
komt het dat vele eeuwen na Christus niet zoo beschaafd waren als
de eeuw van Augustus? - Waarom sluiten wij onze huizen in een
land dat christelijk is, en waar dus geene dieven zijn? - Waarom
was David een man naar Gods hart? - Waarom mogten de
Israelieten goud en zilver medenemen dat aan de Egyptenaren
behoorde? Waarom is Jezus een zoon David's, als Jozef die van
David afstamde, zijn vader niet was? - Hoe weten wij dat God
groot is, als wij Hem niet begrijpen? - Was Judith eene fatsoenlijke
vrouw? - Hoe kwam Noach aan een paar ijsbeeren voor de ark? -
Van waar kwamen de menschen die Kaïn niet mogten doodslaan? -
Wat gebeurt er als twee geloovigen tegen elkaêr inbidden? -’
Wat gebeurt er als twee geloovigen tegen elkaêr in bidden? -’
En zoo al voort! Gij begrijpt hoe Wawelaar, doordrongen van
liefde tot de waarheid die het Leven is, droefheid gevoelt bij zulke
verbodene nasporingen. Het is aandoenlijk
En zoo al voort! Gij begrijpt hoe Wawelaar, doordrongen van
liefde tot de Waarheid die het Leven is, droefheid gevoelt bij zulke
verbodene nasporingen. Het is aandoenlijk
403-404 |
op 't gevoel tracht te werken < tracht te werken op het gevoel M-D3
op het gevoel tracht te werken D4 |
404 |
telkens < telkens weêr M |
405-406 |
van zyn gemoed aantoonen...'t komt <
aantoonen van zijn gemoed. 't Komt M-D3
van zyn gemoed aantoonen. 't Komt D4 |
410 |
hem, toch < toch M
hem toch D1-D3 |
421 |
op-nieuw < weder M-D3 |
423-424 |
zooeven. ‘Maar, ging hy voort, kunt gy <
zoo even) kunt gij Ma1
zoo even) Kunt gij Ma2
zoo even). Kunt gij D1-D2d
zoo even.) Kunt gij D3
zoo-even. [einde regel] ‘Maar, ging hy voort, kunt gy D4 |
| |
| |
425 |
zult gerekend worden < wordt gerekend M-D3 |
427 |
begon te lachen < lachte M-D3 |
427-428 |
wat naar lachen geleek, te bespeuren <
te bespeuren wat naar lagchen geleek M-D3
wat naar lachen geleek te bespeuren D4 |
428 |
van myn < mijner M-D4 |
431 |
Och, lezer < Maar M-D3 |
434 |
de zaken < die zaken M-D3 |
436 |
zelf heeft < heeft zelf M-D3 |
439 |
omdat < wijl M-D4 |
442 |
daarginder. Dat is Gods wil zoo!’ < dáár.’ M-D3 |
443 |
doorzicht < inzigt Ma1
doorzigt Ma2-D3 |
449 |
doorgronden < naspeuren M-D3 |
451 |
millioen < millioenen M-D4 |
451 |
is < zijn M-D4 |
453 |
de vele anderen < anderen M-D3 |
453 |
deze < die M-D3 |
453 |
dit < dat M-D3 |
454 |
millioen < millioenen M-D4 |
455 |
dit < dat M-D3 |
455 |
niet duidelyk < niet M-D3 |
456 |
dit < dat M-D3 |
457 |
weg? Om < weg, en M-D3 |
458 |
te volharden < vast te staan M-D4 |
458 |
Heet het < Staat er M |
| |
| |
458 |
niet daarom < niet dáárom in de Schrift M
daarom niet D1-D4 |
459-460 |
't zwarte goedje < het volk M-D3 |
468-469 |
hebben. Nu, ik < hebben, ik M
hebben: ik D1-D3 |
469 |
had < heb M-D3 |
469 |
terstond < dadelijk M-D3 |
469-470 |
is, want ik < is, ik Ma1
is: ik Ma2
is; ik D1-D3 |
471 |
manteltje < dun manteltje M-D4 |
471 |
van zwarte zyde om < om van zwarte zijde M-D3 |
474 |
en < hij M-D3 |
474 |
alsof* < of M |
477 |
is zonder < is, zonder M-D3
is en zonder D4 |
477 |
een wip < wip M-D4 |
478 |
nog < nog iets M-D3
nog wat D4 |
479 |
dit < dat M-D3 |
480 |
mag hen < mag M |
484 |
de rechtvaardigheid van God < Gods regtvaardigheid M-D3 |
488 |
voor < over M-D3 |
489 |
erkennen < bekennen M-D3 |
489 |
zeer opzie < opzie M-D3 |
492 |
dat < dit D4 |
493 |
kan ik wel begrypen < begrijp Ma*
begrijp ik Mb-D3 |
| |
| |
493-495 |
't is my onverklaarbaar dat mannen van jaren zulke zotheden zonder walg aanhooren <
dat mannen van jaren zulke zotheden zonder walg aanhooren is mij onverklaarbaar M-D2d
dat mannen van jaren zulke zotheden zonder walg aanhooren, is mij onverklaarbaar D3 |
495 |
den aanstaanden < aanstaanden Ma
den aanstaanden Mb |
497 |
van dien Saïdjah te hooren < te hooren van dien Saïdjah M-D3 |
500 |
wezen zal < is M-D3 |
500 |
Zoodra < Als M-D3 |
500 |
wat < iets M-D3 |
501 |
van 't < van het M-D3
van D4 |
503-504 |
Om de zaken goed te beoordeelen, moet men <
Men moet om de zaken goed te beoordeelen, M
Men moet, om de zaken goed te beoordeelen, D1-D3
Om de zaken goed te beoordeelen moet men D4 |
505-506 |
met myn vrouw 't Mauritshuis bezocht. Ik <
het Mauritshuis bezocht met mijne vrouw; ik M
het Mauritshuis bezocht met mijne vrouw: ik D1-D3
met myn vrouw het Mauritshuis bezocht. Ik D4 |
506 |
ben daar < ben M-D3 |
508 |
samen < te zamen M-D3 |
513 |
over die ontevredenheid het myne gezegd. Ik <
het mijne gezegd over die ontevredenheid, en ik M-D3 |
515-516 |
de man < hij M-D3 |
517 |
terstond < dadelijk M-D3 |
520 |
Wanneer < Als M-D4 |
522 |
het mensch < zij M-D3 |
525 |
Dit < Dat M-D3 |
528 |
wat < iets M-D3 |
| |
| |
528 |
ook dáár < dáár ook M-D3 |
532 |
velen < zoo velen M-D3 |
532 |
en < en die M-D3 |
532 |
waarlyk heel < heel M-D3 |
533 |
dit < dat M-D3 |
536 |
dat < dit D4 |
|
|