Ideën VI
(1878)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 330]
| |
1198.Almede naar aanleiding van het antwerpsch kongres, heb ik 'n enkel vriendelyk woordjen aan 't adres van dominee Beets. Om te bewyzen dat ik ongelyk had in m'n oordeel over Bilderdyk - als verzenmaker, als dichter en als mensch - heeft die volksvoorganger de goedheid gehad, het versje van Klaasje van der Gracht optezeggen, dat ik zoo gul publiceerde in m'n eersten bundel. Klemmender kan het niet. De eerwaarde vader des veelbelovenden jongelings laat z'n kollega in godskennis allervriendelykst bedanken voor de reklame, onder opmerking dat de geestprodukten van z'n zoon de verbazende eigenaardigheid bezitten, dat ze - mits behoorlyk gegalmd, en begeleid door kerkelyk oogverdraaien - zonder de minste schade voor den zin, 't achterste-voren kunnen worden opgedeund, waartoe hy zich voor 'n volgende gelegenheid aanbeveelt. Daarmee kan 't pleit voor Bilderdyk's dichterschap voldongen worden tot mylen ver over de grenzen van 't mogelyke heen. Wie meer verlangt, is... nurks.
Ik bèn zoo onopgevoed! Me dunkt, 'n wederlegging van de door my gemaakte aanmerkingen, en van de daarop gebouwde slotsommen, ware wel zoo goed op haar plaats geweest | |
[pagina 331]
| |
als 't opzeggen van 'n rympje. Ga naar voetnoot* De heer Beets moest my eens 't majestueuze lied van ‘drie schuin tamboer, die kwamen uit het oosten’ hooren deklameeren! En dat is nog niet eens 't àllerschoonste der modellen van hokus-pokus-poëzie die ik zoo indrukwekkend weet voortedragen. ‘Tusschen peer en kaas’ maken die dingen 'n mirobolant effekt. By gelegenheid houd ik my aanbevolen. |
|