1197a.
Wat de Fantasiën van
Busken Huët aangaat, dàt is
Kritiek! De heer Huët bepaalt zich niet tot de kommunikatie dat
zeker stuk hem al of niet behaagt - onze meeste critici schynen te meenen
dat Publiek nieuwsgierig is naar de maat van 't genoegen dat zy gesmaakt
hebben - hy behandelt 'n schryver. Hoe eenvoudig het woord:
‘behandelen’ klinken moge, slechts zeer weinigen weten het te doen,
of erger nog: ze geven niet eenmaal blyk van 't pogen, ze kennen den eisch
niet. Onder de ‘Litterarische Fantasiën’ zyn
kunstjuweeltjes, waarby 't overgroot deel der behandelde werken zeer diep
wegzinkt, zóó zelfs dat men betreuren moet, Huët's kritisch
talent besteed te zien aan zaken die zooveel ingespannen studie geenszins
verdienen. (Zie, byv. het stuk over den rymelaar
Poot.)
Men verwarre myn zeer gunstig oordeel over dien arbeid - zonder
toelichting zou ze slechts de waarde van 'n onbeduidende mededeeling hebben -
geenszins met 'n oordeel over des heeren Huët's meeningen en
uitspraken. Men kan in zeer veel gevoelens z'n tegenvoeter wezen, en
toch erkennen dat hy uitstekende modellen van behandelingswyze geleverd
heeft. Dit slechts is hier m'n bedoeling, en ik noodig ieder die wat