Ideën VI
(1878)– Multatuli– Auteursrechtvrij1197.Er is my gebleken dat sommige ‘redenaars’ op 't antwerpsche kongres zich hebben schuldig gemaakt aan zekere verwarring van denkbeelden, die van zeer oude dagteekening is, en telkens op-nieuw 't hoofd opsteekt. Men schynt nog altyd niet te weten wat 'n artist is, en verwart hem gedurig met 'n katechizeermeester. Deze dwaling is wel zeer nederlandsch, zeer schoolmeesterlyk, zeer theologisch, en dus zeer ònartistiek, maar... ze bestaat, en haar wortels groeien onzen tegenvoeters in de zolen. Dat ze ook op dat kongres teeken van leven en bloei gegeven heeft, spreekt vanzelf. Dáár, byv. is de vraag geopperd, of men indruk maken zou op 't ‘Volk’ wanneer men een slabbetje: ‘simmezet’ noemt?
Neen, heeren, met 'n ‘simmezet’ maakt men geen indruk op het ‘Volk.’ Men maakt indruk door Waarheid, onverschillig of ze al dan niet gehaald is uit het Woordenboek der Neder... landsche taal. Of liever, de indruk dien men teweeg brengt, hangt niet af van zùlke dingetjes. Gyzelf die zoo terugschrikt voor simmezet, hadt gy ooit te klagen over bovenmatig succes der werken wanneer ge van eene chemisette spraakt? Waarom toch zou 't pretens-leelyke zoo'n vreeselyk effekt hebben op zedelykheid en schoonheidsgevoel, wanneer ge met het pretens-mooie geen enkele ziel uit de hel weet te halen, noch op kunstgebied iets voorttebrengen, dat de verfoeielyke middelmatigheid te-boven gaat?
Nogeens, niet in zùlke zaken zoekt de artist z'n kracht. Niet over zùlke beuzelingen struikelt z'n talent. Niet aan zùlke onderzoekingen besteedt hy z'n gaven. 't Is zyn roeping niet - en vooral niet z'n begeerte - om optetreden als ver- | |
[pagina 327]
| |
kondiger van 'n dogma, als leeraar van schoolkennis. De maatschappy is overvol van ànderen, van niet-artisten, die geroepen en meer-of-min geschikt zyn tot het vervullen van zulke ondergeschikte taakjes. Gy die vreest dat de auteur wiens ‘bergtoppen door de wolken boren’ verkeerde begrippen zal zaaien over de hoogte der bergen, over de substantie van 'n wolk, en over de ware beteekenis van 't woordeke: boren...
Genoeg! Leest eens in Huet's ‘Litterarische Fantasien’ - 'n éénig prachtwerk in onze letterkunde - wat er, byv. aan dominee Koetsveld ontbreekt om 'n artist te zyn, en houdt op met uw vragen: ‘of men zóó of dùs invloed uitoefent op het ‘Volk?’ Wanneer Jan Steen zoo onwys ware geweest als gy, zouden wy 'n zeer groot kunstenaar minder hebben gehad, een der grootsten. Hy kon - om iets te noemen - 't satyn missen, en de juweelen, en 't scherp lichtverschil, dat zelfs een Rembrandt noodig voorkwam om 't budjet van z'n gedachten te onttrekken aan àl te nauwkeurige narekening.
Het zoeken naar rechtstreeksche leering in kunstprodukten, bederft de ware leering die de kunst aanbiedt. Een beschonken vrouwspersoon van Jan Steen, zit daar niet met wyduitgestrekte knieën op den hoek eener herbergbank - zie, ze laat 'r kind vallen! - om te doceeren: o, gy vrouw, wees niet beschonken, en houd vooral je kinderen vast...
Ik geloof dat sommige vrouwen en moeders dit wel weten zonder Jan Steen!
...de kunstenaar levert 'n schets van de indrukken die hem de buitenwereld te aanschouwen gaf. Hy verlost van den drang om Moeder Natuur natestreven, onverschillig wat ze voortbrengt. En zyn moraal is: de oprechtheid van z'n streven. Zyn kracht: het samengrypen van 't heterogeene. Zyn triumf: de heerschappy over de brokkelige gegevens die hy rangschikt tot één geheel. Zyn loon...
Nu ja, daarover sprak ik reeds in den IIIn bundel. Sla dien eens op, lezer, en beoordeel dàn hoe zonderling het 'n artist moet voorkomen, wanneer-i verneemt dat honderde volwassen personen... kongredieeren, om uittemaken of 'n schryver mag spreken van ‘simmezet.’ Zoo vraagt 'n rekruut of 't den Maarschalk vrystaat iets te doen, wat hèm verboden is door z'n korporaal.
Wie zich oefenen wil in 't beoordeelen van dergelyke za- | |
[pagina 328]
| |
ken, wien het te doen is om verwyding van gezichtshoek, verzuime vooral niet die ‘Litterarische Fantasiën’... van-buiten te leeren, had ik byna gezegd. Nu ja, men doe het! Dit zou veel ‘belangryke redevoeringen’ op kongressen uitwinnen. Gedachte is alles, en daaraan is groot gebrek. Wie aandachtig leest, zal ze vinden in dat werk, waaraan veel arbeid is ten-koste gelegd. Dat kibbelen over de wyze van inkleeding, over 'n onderdeel van den vorm, doet denken aan den bedelaar die 't vraagstuk opwerpt, of-i z'n goud in 'n beurs of in 'n porte-monnaie bergen zou... als-i goud had! My dunkt, de man kon deze moeite sparen tot er iets te bergen wezen zal. En wanneer hy zóó ver gevorderd is, zal de keus hem ligt vallen. Misschien ook vergeet hy dan de heele kwestie, uit blydschap over z'n verrassende welvarendheid.
Zoekt - door zeer vlytigen arbeid, o kunst-adepten! - inhoud machtig te worden. De vorm zal u toegeworpen worden. (1065) Meent echter niet dat het redeneeren òver dien vorm - en nog wel over de nietigste onderdeelen daarvan - op-zichzelf beschouwd, 'n arbeid is. De rekruut van zoo-even wordt geen krygsman door z'n zotte vragen naar de plichten van 'n Maarschalk. |
|