ven,
zie!
Hm... 't had er veel van! Maar vechten deed ze toch eigenlyk niet.
Het meisjen in den engelenbak had den policiekommissaris by den kraag genomen,
hem achteruit getrokken, was zoo goed mogelyk tusschen de bezitters van de
nauw-bezette voorbank heengedrongen, en liet zich daar neervallen op de twee
halve schoten van de buurtjes die ze zoo onbarmhartig gescheiden had.
- 't Is Femke, m'nheer! O god, het is Femke! Als men haar maar geen
kwaad doet!
Weer stond de keizer op, en weer staarde hy naar boven. Hy kreeg 't
meisje met den noordhollandschen kap in 't oog, en knikte haar toe...
- Maar, m'nheer Holsma, het is Femke... onze Femke!
En de Paltsgravin groette het meisje nogeens met den joujou,
als om haar geluk te wenschen met de verovering van dat plaatsje...
- Maar, m'nheer, 't is Femke! riep de verbaasde Wouter, die maar
niet begrypen kon dat-i geen antwoord kreeg.
Ook Holsma en Oom Sybrand waren verbaasd, doch niet als Wouter, die
zich by 't hoofd greep om te voelen of-i wel terdeeg wakker was?
- Nu, kinderen, zei eindelyk de dokter, je kunt straks aan moeder
vertellen dat we haar gezien hebben.
En, zich tot Wouter keerende:
- Dat meisjen is 'n nicht van ons...
- O ja... Femke!
- Neen, ze heet anders, en...
- M'nheer, 't is Femke! Zou ik Femke niet kennen!
Ei, Petrusje! Dit klinkt reeds geheel anders dan: wie is die meid?
Of... dan zelfs dàt niet!
Op-eens kreeg 't vreemdsoortig meisje dat haar groote blauwe oogen
onbeschroomd door de zaal liet dwalen, onzen kleinen jongen in het oog. Ze
bukte voorover, staarde hem met aandacht en inspanning in 't gelaat, knikte
vriendelyk, en wierp hem 'n kushand toe...
Zoo meende hy, en zoo wàs het. Maar 't geheel parterre