verwachten dat ieder wete hoe
macht, aanzien en invloed gewoonlyk gegrond zyn op kleinigheden. Misschien zou
er eenige verwondering te-pas gekomen zyn wanneer ik m'n Paltsgravin had
voorgesteld als verdienstelyk, of als bekwaam in belangryker zaken dan 't
op-en-neerwippen van 'n joujou. Haarzelf lieten zulke kwestien volkomen
onverschillig.
Een ruiter naderde haar koets.
- Eh bieng, zjefalier, n'est-ze pas qu'il fait affreussemang
chaud dang ze pays?
- Wie K.K. Hoheit befehlen.
- Ch'étouve!
- Zu dienen.
- Und wo steckt denn unsere kleine wilde Katze? Ist sie hinten?
Ist sie vor? Wo ist sie?
De ‘chevalier’ werd door 'n toedringende volksmenigte
van de koets gescheiden. Dit beviel hem wel. Vooreerst was-i uit de oude
school, en hy durfde zich niet wagen aan 't duitsche hoffransch van de
Palatine, waaraan-i admirablemang wèl deed. Ten-tweede bezat-i te
veel routine van nieuwer school, om gaarne te antwoorden op de vraag naar
de ‘wilde kat.’ Dit katje namelyk was 'n zeer superlatief-K.K.
Hoheit. De halfbakken hoveling mocht dus niet te snel verstaan wie er
bedoeld werd, en durfde zich evenmin schuldig maken aan niet-verstaan. Een
groep welwillende zangers kwam z'n verschrikte diplomatie te-hulp:
Honneur au plus vaillant...
Ja, ja, lezer, er is 'n tyd geweest, dat de kracht van hollandsche
jenever - amsterdamsche proef - zich openbaarde in fransche romances. Of onze
straatzangers dat refrein precies uitspraken en zongen naar de bedoeling van
den auteur, van de auteur, liever...
De Paltsgravin scheen dit te ontkennen. Met haar joujou riep
zy 'n zeer elegant jongmensch van 'n jaar of achttien tot zich, dien zy in haar
nabyheid ontdekte. De jonge ruiter groette ganz rittermässig met
z'n karwats terug, en drong door de menigte heen.
- Ecoutez, mein Prinz? Das Pöbel singt la changsong de la
Reine! Oh, mong Dié, quelle pronongziaziong!
- Vous avez l'oreille si délicate, ma Cousine!
- Ang férité! Aber, Prinz, sagen Sie mir 'nmal, wo
ist denn