1145.
Van-tyd tot-tyd dacht Wouter aan de eigenlyke reden van z'n komst,
of althans aan wat daarvoor was opgegeven. Z'n gastvrouw scheen alle dieven en
moordenaars glad uit het hoofd gezet te hebben, en spreidde by Wouter's
herinnering daaraan, 'n dapperheid ten-toon, die hem alleraangenaamst was.
Want... de zyne was geweken.
't Is de vraag of Fancy deze breuk in de logische kontinuïteit
van z'n aandoeningen even licht opnam als de gevaren van z'n slecht
gezelschap.
- Ik zou ze... denk je dat ik bang ben voor 'n kerel? zei
juffrouw Laps. In 't geheel niet! Voor geen drie! Voor geen tien! Voor de heele
wereld niet! Ik zou ze...
Des-te-beter, vond Wouter. Dan hoefde hy niet te...
zouwen.
Daar ritselde iets op den zolder. Wouter beefde. Hy was weer geheel
kind.
- Blyf jy hier, riep 't wyf, ik ga kyken, ik! Denk je
dat ik jou wil laten slaan of steken of vermoorden, m'n jongen... dat nooit!
Wie aan jou komt, komt aan my... aan my, hoorje, dàt zullen ze
ondervinden!
En ze verwyderde zich, en nam de kaars mee om te onderzoeken waarom
ergens 'n plank gekraakt had. Ze liet Wouter lang genoeg in 't donker alleen,
om hem te doen verlangen naar hare terugkomst. De rollen waren omgekeerd, en de
ridderlykheid van onzen held begon en quénouille te vallen. Een
weinigje behendigheid nog, en de jongen zou schut en wering zoeken onder haar
voorschoot.
- Maar, juffrouw...
- Zeg jy gerust Kristien... want zóó hiet ik. Jy mag
gerust Kristien tegen me zeggen.
Dit durfde Wouter nog altyd niet. Hy vermeed liever de heele
vokatief.
- Maar... zou ik nu niet liever naar huis gaan?
- Wel neen! Je moeder is lang naar bed, dit begrypje wel.
De-n-afspraak was dat je hier zou blyven... ontbyten.
Ontbyten? Ach, lieve hemel, de jongen deed niet anders se-