kant van z'n
aanvallers geschaard had.
Wie kon ook raden dat zoo'n kleine jongen 'n geheel àndere
beweegkracht in z'n ziel had, dan die waardoor zich de ‘massa’ liet
voortdryven?
- Komaan, jy snotjongen, hou jy 'r je nu maar liever buiten! Wacht
tot je droog achter je ooren bent!
- Ik wil je tabak geven! schreeuwde Wouter door 't gejoel heen.
- Hè?
- Tabak, negerhit... echte! riep Wouter.
- Dat salje wel s..... s-gauw late, brulde een kerel die achter
onzen kleinen zelfdenker stond. Lâ-de fent ferèkke!
‘S... s-gauw late’ beduidt: iets volstrekt
niet doen, iets zóó byzonder-overdreven nalaten, dat men reeds
alleen by de gedachte aan 't wèl doen, de koorts zou krygen van
verbazing, of... 'n slag in 't gezicht. Dit laatste werd blykbaar hier
bedoeld.
Wouter keerde zich om, zag op tot den waarschuwer die zich bediend
had van 't prachtig bywoord dat zoo moeielyk te vertalen is, en zei:
- Ik zal dien man tabak geven!
Ach, hoe heerlyk hy dat ‘ik’ intoneerde! De
‘nieuwe hoed’ uit z'n leeslesje was er niets by.
- Ik zal dien man tabak geven, ik!
‘Of sterven!’ zeid-i er niet by. En dit hoefde ook niet.
Men kon 't hem aanzien dat-i hiertoe bereid wezen zou als 't gevorderd
werd.
Hyzelf had nooit geweten dat-i zoo moedig was!
Hy drong door de menigte heen, en kocht in den eersten tabakswinkel
den besten, wat-i hebben wilde, niet zonder wat te luchten te hangen van z'n
zaakkennis. Al ware hyzelf in 't bezit geweest van twee
‘gevestigde’ zaken, hy had niet met meer aplomb z'n
bestelling kunnen doen. De bediende in den winkel mocht toezien dat-i goed
woog, en zich onthield van elke poging om den neergelegden schelling te doen
doorgaan voor 'n zesthalf. Hy had te-doen met iemand die 't wist, met 'n
specialiteit!
Nu, 't liep goed af. Wouter besteedde een stuiver, en kreeg