velen te traag zyn om
met eigen oogen te zien, en met eigen verstand te beoordeelen, wat er
geschreven staat. Dit vordert meer inspanning dan 't napraten van wat anderen
gezegd hebben. Juist die tragen vormen de meerderheid, en ze worden door
kwaadwilligen in beweging gezet. Men kan de groote massa laten schreeuwen wat
men wil.
Wouter begreep alweer 't woord ‘massa’ niet, daar het in
die dagen nog niet tot de sfeer der Pietersens was afgezakt. (Zie de noot op
blz. 54, IIn bundel.) Hy keek vragend de kleine Sietsken
aan, die hem zoo vriendelyk aan rottekruid had geholpen.
- Dat is zooveel als... 'n heele troep, zei ze.
- De groote massa is altyd... dom, ging oom Sybrand voort, of...
- Maar, m'nheer, vroeg Wouter, hoe kunnen wy dit weten? Nooit immers
spreken veel menschen tegelyk?
Holsma begreep de oorzaak van Wouter's misverstand, en misschien oom
Sybrand ook. Daarom zeker had-i na ‘dom’ nog iets anders willen
zeggen. Maar al de anderen vonden de vraag zonderling. De grootere
uitgebreidheid van den woordenschat waarover zy beschikken konden, en de
gewoonte zich eens-vooral te verbeelden dat ze elke uitdrukking begrepen
waarvan 't gebruik hun gemeenzaam was, bewerkte nu dat Wouter, juist
dóór z'n primitiviteit, hen overtrof in stiptheid van
analyze.
Zoo ook zou hy Mozes in verlegenheid gebracht hebben door reeds by
Genesis I, vers 1, te vragen: ‘maar m'nheer, hoe
weet ge dit?’ Wel te verstaan, indien hy Mozes en Genesis had
ontmoet in onheilig gezelschap, waar 't denken aangemoedigd werd en 't
meespreken geoorloofd was.
De nuchterheid van z'n opvatting kwam gedeeltelyk voort uit het
vreemde der uitdrukking: massa. Dat oom Sybrand zich hiervan bediend had in
oneigenlyken zin, en dat Sietske's vertaling niet zeer korrekt was, doet hier
niets ter-zake. Het woord: ‘dom’ beteekende naar Wouter's
schoolsche opvatting, dat men z'n les niet kende, dat men den naam van zekeren
berg niet wist, enz. Het zou immers nooit te-pas gekomen zyn, Pennewip's
leerlingen en bloc 'n domme schoolmassa te noemen? De een kende en wist
wat, de ander niet. Hoe kon 't oom Sybrand bekend wezen dat 'n ‘heele
troep’ menschen - zóó had Sietske vertaald - te-zaamgenomen
‘dom’ was?