Ideën V
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1054a.Het aantoonen van alle vergrypen tegen menschkunde, die 't boek... doorwemelen - style Bilderdyk - zou me te ver leiden. Ik meen den lezer den weg te hebben gewezen tot analyse. Hyzelf zal nu wel in-staat zyn de opmerking te maken, hoe zot het is dat de handelingen der personen gedurig afwyken van hun woorden. De als herkulisch dapper geschilderde Floris werpt, zoodra 't op vechten aankomt, z'n degen weg. Amstel ‘de voornaamste dryver van 't verraad’ preekt als 'n katechizeermatres. Op 't laatste oogenblik nog, verzoekt hy God ‘die donders voert...
‘Voert.’ Zoo staat er. Ik zeide reeds dat het byna onmogelyk is, 'n zinsnede aantehalen, die niet in allen opzichte | |
[pagina 137]
| |
tegen de waarheid zondigt, al zy 't dan maar tegen de grammatikale.
...hy bidt dien God ‘hem, den booswicht, te verpletten, en de braafheid te redden.’ Is dat niet 'n booswicht van vreemde soort? Is dat niet 'n zonderlinge verrader? En Machteld! Ze doet niets. Ze redt geen vlieg... om den ‘knoop’ natuurlyk. Eindelyk, als de graaf - wel eenigszins ook ten-gevolge van haar sammelen, dankt me - ‘aan handen en voeten geboeid’ in de gevangenis zit, komt ze hem een zeer eigenaardig voorstel doen. Ze raadt hem aan... wat denkt ge, lezer? Wèl: wegteloopen. Eenvoudiger kan 't niet! De modus quo van haar voorstel houdt ze geheim, en Floris schynt bevreesd de verdenking van natuurlykheid op zich te laden, door er naar te vragen. Maar hy bedankt voor de uitnoodiging, waarschynlyk om Melis Stoke niet tot 'n leugenaar te maken, en om Bilderdyk niet in den steek te laten met z'n treurspel. Ziehier hoe hy de weigering inkleedt: ‘Neen, geen onedel vliên, myn redding hangt aan 't
staal.’
Machteld zou 't recht hebben gehad deze woorden niet te begrypen in den mond van iemand die geen ‘staal’ had, en die 't wegwierp toen 't zou te-pas gekomen zyn. Ook verzekert Floris dat-i niet wil wezen: ‘balling 's Lands’ waaruit alzoo heel duidelyk z'n lust verklaard wordt om gevangene 's muiters te blyven. Het is duidelyk dat de auteur hier iets heeft willen schetsen dat naar zielegrootheid gelyken moet, waarin hy niet slagen kòn, om de zeer eenvoudige reden dat-i van zoo-iets geen model vond in z'n gemoed. By-gebrek aan beter zoekt-i dus - 'n zeer algemeene fout! - z'n heul in 't ongewone, vreemde, zonderlinge, ongerymde. Elk burgerman, op 't punt staande vermoord te worden door gauwdieven, zou wegloopen indien zich daartoe de gelegenheid aanbood. Een ‘eedle Graaf’ blyft dus doodbedaard zitten wachten tot-i gekeeld wordt. Ook Machteld heeft het besef niet, hem de nogal voor de hand liggende opmerking te maken, dat z'n vyanden hem waarschynlyk 't verlangde ‘staal’ niet zullen komen brengen in z'n gevangenis, en dat hy alzoo juist in-verband met z'n zeer byzondere heldhaftigheid, moest wenschen handen en voeten vry te krygen. Aan zulke burgerluîs-redeneeringen bezondigt zich de dichter van 't hoogere treurspel niet. Floris blyft weigeren. Hy vindt dit eervol, edel, enz. Maar | |
[pagina 138]
| |
my komt de zaak anders voor. Ik beweer dat hy zich zoo koppig aanstelt om pleizier te doen aan Aristoteles, Feith, Bilderdyk en den engelenbak. De kunstregels zyn niet in de wereld voor niemendal, que diable! Me dunkt, ik hoor hem zeggen...
Komaan, lezer, 'n brok variant op 's treurspelpoëets ‘Floris.’ Floris. Machteld.
Floris, bladert aanvankelyk in een ’Floris de Vyfde
van Mr. Willem Bilderdyk’ doch weldra opgewonden door
kunstbesefs-overstelpingsstof, deklameert hy buiten 't boekje. Ook
Machteld, ofschoon den geest des teksts naar behooren blyvende eerbied
huldigen, houdt zich niet zeer stipt aan de letter. Graaf Floris alzoo
spreekt, en wel met 'n anstrich van vreeselyke verontwaardiging en
gemoedelykheid. Zoodra hy overgaat in zeker door kunst
kuisheidsbeoefeningsvertoon ingehouden geestvervoeringsstemming, zal ik den
lezer daarvan by-tyds kennis geven.
- Akt V... en scène II! Mevrouw, waar zyn je
zinnen?
We kunnen dit bedryf niet met 'n vlucht beginnen!
Wie waarborgt my dat ik, by 't vallen der gordyn,
Hier op m'n treurspelpost by-tyds terug zou zyn?
De régisseur is streng! Beboet... ik zou je
danken!
Straks verft myn graaflyk bloed - kyk hier: ‘hy
sterft’ - de planken.
En wat uzelf betreft, staak dat gelammenteer,
En val... in 't...
hy bladert
achtst tooneel behoorlyk op my neer.
De ware treurspelplicht van Graaf en Edelvrouwe,
Leer Machteld, dit van my... welnu, het
Stichwort?
Machteld.
- Ouwe?
Floris.
- Perfekt, Mevrouw! 't Is onbeleefd maar... 't rymt. Ziedaar
De roeping van een Treurtooneelgraaf-kunstenaar!
Wat leert hier onze Feith? Het is aan u... hoe verder?
Komaan, het eenheids-rymwoord...
hè?
Machteld.
- Gelerder? Herder?
Wat dunkt u, eedle graaf?
Floris in z'n boeiens
klappende,
- Het rymt weer. Opperbes!
Eén letter mist hier, vatje, om...
Machteld,
geleerd, en niet zonder jacht op emancipatie.
- Aristoteles?
Floris, in historische
houding.
- Wel neen, om 't rym. Van hier, kreuzdonnerwetter...
| |
[pagina 139]
| |
ter-zyde tot Machteld
Lokale-kleurvloek... die zich kommert om 'n letter!
En nu, hoe staat het met je eenheid? Mollig?
Schraal?
Machteld, zich beblozende.
- Van plaats?
Floris, notarieel.
- Ook die!
Machteld, niet zonder herinnering aan
Amstels vriendelykheid.
- Ik was ter-zyde 't trapportaal,
'k Ben in m'n eentje daar zoo-even
neergezegen.
Floris, met verborgen menschkunde.
- En de eenheid van je tyd?
Machteld, op haar
toekomst-horloge ziende.
- 't Is circa hallef negen.
Floris, inquizitoriaal
en beminnelyk.
- In ééns!
Machteld,
kunstgeroerd.
- In ééns!
Floris, met 'n lichten
tint van wulpsheid.
- Dat 's wèl. Uw treurspelvaardigheid
Verrukt de schim van Aristoteles en Feith,
Tot leer van Vorst en Volk. Maar nu je handelingen?
Zyn die wel éénig?
Machteld,
onbezonnen maar forsch.
- Alleréénigst... mandelingen!
Floris,
kuisch en verwonderd.
- Hè? Wat?
Machteld, de oogen ten Hemel
slaande.
- Het rymt!
Floris.
- Dat 's waar. Ga voort met je eenigheid.
Machteld,
haar nagels tellende.
- 'k Heb naast dat trapportaal... heel eenig...
Floris, indiskreet.
- Uitgeschreid?
Machteld, in 't volle besef dat ze
Hollandsch spreekt.
- O neen, doorluchte Vorst! Uw goedheid zal my hengen
Dat ik daar - éénig, éénig, by Jupyn!
- heb zitten...
Floris, snel en hartstochtelyk.
- Plengen?
Machteld, met waardigheid.
- Je brandt je! Raad nog-eens. Je bent er haast. Ui...
ui...
Floris, vorstenstammelyk.
- Zyn 't uilen?
| |
[pagina 140]
| |
Machteld, met treurspellige
vastberadenheid.
- Neen!
Floris, toenemend
stamvorstelyk.
- Is 't Uitert?
Machteld, met de vorige doch zeer
sterk aangroeiende, treurspellige vastberadenheid.
- Neen!
Floris, in matige wanhoop
verzwolgen.
- Ik geef den brui
Van 't raden. Zeg maar op!
Machteld, alsof ze iets
zeer gewoons zeide, doch overigens met 'n onbezwaard geweten.
- Met kuisheid neergezeten,
Heb ik daar... uitgeplengd.
Floris, heldhaftig en
kunstgevoelend.
- Nu, dat mag éénig heeten!
Zyn Feith en de andren met zóó'n eenheid niet te
vreê,
Dan, dan... let op je Stichwort,
Machteld!
Machteld
- Heerejé?
Floris,
hoogstfatsoenlyk.
- O, eeuwigdierbre vrouw... vergun my dat ik zwym
Van wondring over uwe kuisheid en uw rym!
Hoe keurig weet je 'n woord, ten-spyt van vitzuchtszotten,
In letterstaatskunststyl te lengen, te beknotten!
Des treurspelkunstgevoels elastisch hoekkanteel,
Zyt gy...
Hy zwygt eenige oogenblikken, met de hooggrafelyke bedoeling
Machteld tyd te geven tot botvier harer historisch-bescheidene verlegenheid. De
voorzichtige Edelvrouw maakt hiervan een niet onmatig blozend gebruik, hetgeen
door Floris met genoegen wordt opgemerkt, omdat hy anders bevreesd zou zyn haar
te doen zwyken onder de vleiende nederigheidsaanranding die hy in petto
hield:
... de ware gutta percha van 't tooneel!
Ga naar voetnoot*
Machteld, als opduikende uit den
afgrond van hare nogal moeielyk gemaakte zelfverkleining.
- O, schoon myn zedig, Graaf!
| |
[pagina 141]
| |
Floris, inschikkelyk, doch zonder konsekwentie voor den
vervolge.
- Heel wel, ik schoon ze. Luister.
De taak die onzer wacht, eischt handlingseenheidsluister.
Je weet, we worden straks gestorven?
Machteld,
tragisch.
- Met pleizier.
Floris, niet onvoldaan, en zich de
schoone lessen herinnerende die Meester Pennewip in den huize
Pieterse met zooveel vuur verkondigd heeft.
- 't Is treurspel, weetje? 't Staat in Melis, en...
bladerende
... ook hier
In 't boekje des poëtenvorsts...
hy verkucht twee sylben.
hm... hm... historisch.
Denk om je rym- en steekwoord, Machteld.
Machteld,
uit innig schokkende rym-overtuiging.
- Kwakzal... florisch!
Floris, tevreden maar nog
altyd eenigszins bezorgd dat ze niet voldoende doordrongen is van 't echte
tooneelbesef.
Heel wel! Ons klaver-lykblad zal wel schikken, maar
Wy, stamluî, vallen niet als boeren door elkaar!
Hier lig ik... en jy zóó... de page
dáár...
op zeer klassieken toon...
...aeschylisch!
Dat 's eenheid met ons drieën, vatje?
Machteld,
kunstbeseffelyk.
- Perfek... tilisch.
Floris, niet zonder
aandoening.
- Op-nieuw verrukkingsstof!
met eenige aandoening.
O, dierbre gaê van Vels,
aangedaan.
Ver...
zeer aangedaan.
gun...
met byzonder veel aandoening.
my...
alleraangedaanst.
dat...
verrukkelyk ylende, doch zonder koorts.
ik...
Machteld, met eigenaardig graaf-intoomend
gebaar.
- Kuisheid!
Floris, historisch-maagdelyk
terugtredende.
- Juist... u niet omhels.
Dat doet geen soenlyk Graaf. Hy moet zyn stam ontzienen,
| |
[pagina 142]
| |
Z'n stoel, z'n staf, z'n hairband...
Hy maakt 'n zeer deftige beweging.
Machteld, met zeer ongemakkelyke berusting
de schouders ophalende, en hare edelvrouwelyke teleurstelling verbergende voor
ieder die dezen avend niet in de komedie is.
- Zeker!
Floris, treurspeltakelyk.
- Bovendienen,
Dat: zal-ik, zal-ik niet-gekoos... en in 't publiek...
Vermakelyk is 't...
Machteld, zonder 't
minste blyk van dynastisch-hysterische extaze, en zelfs op-eenmaal publiekig
deugdzaam.
- O ja!
- Floris,
- Maar niet... paedagogiek.
Het mocht de Vorsten en de Volken eens bederven!
met vaderlyke tooneelkennis, en professoraal.
Ga heen nu! Denk er aan, mit Anstand straks te sterven.
Machteld vertrekt nygende en verdrietig. In haar gang openbaart
zich zekere wrevel tegen fâcheuse Vorsten en Volken, die door Floris uit
rugzicht voor 't aanwezig Publiek geschoond wordt.
Floris. alleen.
Hy nadert met wyde stappen den voorgrond, en wendt zich op
onderwyzendvermakenden toon, tot Volken en Vorsten.
- Zóó koestren hartbezield met
kuisheidskunstzinsvuur,
Zich Graaf en Edelvrouw aan 't voorbeeld der...
...der ...der ...Feithsche kunstverhandelingen, had de man waarschynlyk willen zeggen. Maar 't kon niet, om 't rym. Dat drommelsche rym! Bovendien... Mr. Willem Bilderdyk koesterde zich ‘met God’ aan nog heel iets anders!
Myn treurspelproef is voor heden afgeloopen. We keeren nu tot het stuk van dien anderen Meester terug, waarin we kuisheid, taalfouten en laaghartigheid zullen te beschouwen hebben, alles van zeer eigenaardige hoedanigheid.
Thesis: m'n parodie is te zachtmoedig! |
|