Ideën V
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1047a.De natuur bestaat uit tegenstellingen. Of liever, haar werkzaamheid, hoewel één in richting, en voortgestuwd door gelyksoortige oorzaken, openbaart zich veelal op 'n wyze die ons oppervlakkig doet denken aan verschillende wetten niet alleen, maar zelfs aan invloeden die tegen elkander schenen inteloopen. Ook zyn we dikwyls genoodzaakt, ten-behoeve van den leerling - of om den last van 't begrypen te splitsen, tot we dien stuksgewys beuren kunnen met ons eigen denkvermogen - onderscheidingen te maken, die geheel kunnen vervallen wanneer men zich op hooger stand- | |
[pagina 9]
| |
punt plaatst. (491) In dagelykschen zin moge dalen en scheiden lynrecht tegenover stygen en verbinden staan, toch weten wy dat die verschynselen gelyksoortige gevolgen zyn van dezelfde kracht. Zoo ook weten wy dat, in de werktuigkunde, traagheid en beweging - wat de oorzaak aangaat - op 't zelfde neerkomen. En dit is niet in mechanika alleen het geval. Ook in zielkunde...
Wie zou durven verzekeren dat niet ook deze beide wetenschappen-zelf eenmaal tot één rubriek van kennis zullen behooren?
...ook in zielkunde vinden wy de oorzaken die aanzetten tot beweging, zoo vermengd met de redenen die tot stilstand schynen te nopen, dat het schiften moeielyk valt. Het zou dan ook strikt genomen onze plicht zyn, wanneer we zeker verschynsel toeschryven aan 'n byzondere natuurwet, dit altyd te doen onder de voorbehouding: by-wyze van spreken. By-wyze van spreken dan, zyn wy allen geboren met twee zeer verschillende neigingen. We zyn traag, en: we willen werken. Het is bekend hoe die beide begrippen in het eene woord Rust worden uitgedrukt, gelyk reeds door Bilderdyk is opgemerkt. Ik stel dezen verzenmaker geenszins hoog als wysgeerig taalkenner, en beweer dat-i z'n naam als zoodanig voornamelyk te danken heeft aan de schandelyke onwetendheid van z'n mededingers, die - gelyk ook thans nog in de officieel-geleerde wereld byna algemeen 't geval is - niet eens schynen geweten te hebben dat taalstudie een der belangrykste takken van algemeene wysbegeerte is. Zoolang de hoogleeraren in dit vak zich bezighouden met kibbelen over de geslachten der woorden, over letters en spelwyze - altemaal zaken waarmee 't begrip: Taal evenmin te maken heeft, als wiskunde met de stof waaruit men passers en linealen vervaardigt - zóó lang is hierin geen verbetering te wachten. En dit is wel jammer! De nietigheden die men gemakshalve op den voorgrond plaatst, hebben de studie van deTaal, als kenbron van de ervaringen en aandoeningen des Menschelyken Geslachts, gesmoord ten-behoeve van letterziftery, hoogstens van 't niet altyd gegrond belang dat ons wordt ingeboezemd door dezen of genen ouden schryver, dien men zich tot taak stelt te verklaren. En dat ‘misgrypen’ openbaart zich niet alleen in de zoogenaamde geleerdheid. Wy ontdekken het overal als 'n eerst gevolg van de kennis der letters in allerlaagsten zin. Zoodra men hier-en-daar be- | |
[pagina 10]
| |
gon klanken voortestellen door zichtbare teekens, was 't met de natuurlyke wordingsgeschiedenis van de taal gedaan. Wie zeker geluid wist uittedrukken door 'n - altyd slechts konventioneel! - teeken, was zoo groots op z'n kunst, dat-i voor z'n teekens den voorrang eischte boven de klanken zelf die ze heetten te vervangen. Zoo werd het levende door 't doode verdrongen. Weldra schreef men niet wat er gesproken werd, de schoolmeesters eischten dat men spreken zou zooals zy verkozen te schryven. En dat zou voortaan ‘beschaving’ heeten. Dit is alzoo gebleven tot op dezen dag. |
|