Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1041.Het tweede voorbeeld van... slordigheid in opvatting - ik beweer niet dat deze kwalifikatie juist is, doch ga dit nu voorby - deelde ik reeds elders mede, doch 'n herhaling komt hier te-pas, omdat ze me dient in de gedachtenwisseling met den heer post. Ik wil hem aantoonen hoe moeielyk 't me valt den indruk te beoordeelen, dien myn werken te-weeg brengen, en wel voornamelyk omdat zyn brief nieuwe bydragen levert tot deze onzekerheid. 't Spreekt vanzelf dat de beteekenis der aangevoerde voorbeelden niet verder mag worden uitgestrekt dan de zaak eischt. Van vergelyking van den jongen flinken Leidschen student met botterikken is geen spraak.
Ik verzoek den lezer 't stukjen intezien, dat ik in '63 schreef om de duitsche tooneelspeelster laura ernst te doen kennen aan het publiek dat op haar uitstekende gaven geen acht scheen te hebben geslagen. Het is later onder den titel ‘De school des Levens’ in 't bundeltje Verspreide Stukken opgenomen.
Om 't beoogd doel te bereiken, had ik het in eenige dagbladen doen plaatsen, en ook overigens voor ruime versprei- | |
[pagina 367]
| |
ding zorg gedragen.
Den avend na de verschyning van die ontboezeming, bevond ik my in gezelschap met eenige heeren die me verweten dat ik somwylen wat te streng was in 't beoordeelen van publiek. Ik had namelyk alweer geklaagd: dat ‘men’ niet lezen kon.
‘Nu ja, daarvan was wel iets waar, maar... zóó erg als ik 't voorstelde, was 't dan toch niet!’
Het gezelschap werd vergroot door 'n nieuwen gast. Hy behoorde tot den beschaafden... méér nog: tot den zoogenaamd-geleerden stand. Hy was doctor in de geneeskunde.
Na de andere heeren 'n wenk gegeven te hebben dat ze my niet zouden hinderen in 'n proef die ik nemen wilde, en die - allertreurigst voor 't peil der intelligentie... van sommigen! - volkomen gelukt is, begon ik te spreken over de onedele wys waarop men my bestreed:
- Daar hebben ze nu waarlyk 'n nieuwe manier uitgevonden om my te krenken, riep ik, 'n manier die al 't vorige in werking zal overtreffen. Ziedaar in de courant 'n paar kolommen dronkenmanspraat, onderteekend met myn naam!
En ik reikte den dokter de krant over. Hy las, en... erkende volmondig dat zoo'n wyze van handelenignoble was!
- Maar, zeid-i er troostend by, ge moet het u niet al te zeer aantrekken. Geen verstandig man zal u houden voor den schryver van die zotterny.
Moet ik nu m'n schatting van publiek gronden op zulke voorbeelden? Zyn ze uitzonderingen of regel? In 't eerste geval gaan ze den regel - voorzoover ik moet oordeelen naar wat er uit de natie tot my komt - in frekwentie ver te-boven. Alphonse karr deed dezelfde ondervinding op.
De heer post vergeve het my dat het voor sommigen den schyn zou kunnen hebben, alsof ik naar aanleiding van zyn brief, hem vergeleek by dien Med. Doctor en 't idiote echtpaar van de bloempot. Ik klaag over verkeerd lezen in 't algemeen, en beweer dat de vergissing in keus van onderwerpen ter behandeling, hiervan 'n uitvloeisel is.
Ik moest voorbeelden geven van 't àllerergste, om m'n bedoeling omtrent het erge - en 't zeer vergeeflyke zelfs! - duidelyk te maken. De aanhaling overigens, van de ook door | |
[pagina 368]
| |
Dr. feringa in dit opzicht begane fout - of wat my voorkomt 'n fout te zyn - bewyst ten-volle dat het geenszins m'n bedoeling was den heer post te krenken. Een vergelyking met dien uitstekenden schryver immers kan hem niet stuitend voorkomen. Ik wys hierop uitdrukkelyk, omdat ik nog-eens genoodzaakt ben, hem in gezelschap te brengen dat hem niet past.
Ik moet namelyk hier eenige schynbaar ongelyksoortige bestanddeelen samenvatten, die in dezen bundel voorkomen. Dat ze, inderdaad wèl by elkander behooren, blykt uit de opmerking dat ik me overal beklaag over de behandeling die aan m'n werken en m'n persoon over 't geheel te beurt valt. Ik heb vele vragen te doen van deze soort:
Waarom heeft de pers van m'n meeste werken geen notitie genomen?
Waarom lastert men my?
Waarom waren de Millioenen-Studien - litterarisch toch: ‘geestig en onderhoudend... o, dol!’ (zoo stáát er, lezer!) - verwerpelyk als ernstige lektuur?
Waarom raadt my de Nieuw-rotterdamsche Kunstbeschouwer ‘aktie’ aan, ‘veel aktie’ in-plaats van ‘Staatkunde?’
Waarom wagen zich sommigen aan de ongerymde beweringen: dat Vorstenschool geen dramatische verdiensten heeft? Dat de daarin voorkomende figuren slechts geraamten zyn, zonder vleesch en bloed? Dat de door my geschetste toestanden niet op ons land van toepassing zyn, en hoogstens in... Spanje kunnen bestaan?
Waarom biedt my de enkele die tot-nog-toe dat stuk prees, me myn loon aan in den zonderlingen vorm van schuldvergiffenis?
Waarom liet Dr. feringa de voorgenomen behandeling van m'n werken wachten op 'n uitweiding over duellen?’ Ga naar voetnoot*
Men ziet dat ik de te doene vragen zonder de minste klassifikatie naar 't gewicht, of naar de beteekenis daarvan uit 'n zedelyk oogpunt, door elkander plaats. Men zou er honderden van dien aard kunnen doen. Ik sla ze over, om te ein- | |
[pagina 369]
| |
digen met deze:
Waarom meende post m'n afkeer van moderne theologie te moeten kiezen als aanleiding tot z'n eersten polemischen veldtocht?
Alles is in alles! Hoe uiteenloopend de antwoorden op al de bovenstaande vragen luiden mogen, ze komen in enkele punten op 'tzelfde neer. Misschien slechts in één punt, dat is: in de ‘vergissing in keuze van onderwerpen die de aandacht verdienen.’ In het ‘aanleggen op 'n verkeerd wit.’
Zeer wel weet ik dat de oorzaken die tot zulke vergissingen leiden, veelsoortig zyn. Ze verschillen als de karakters, als de graden van letterkundige, wetenschappelyke, zedelyke en politische ontwikkeling. Maar de hoofdeigenschap van allen, 't kriterium, is: nauwte van gezichtsveld. Het doet er nu niet toe, of sommigen opzettelyk de wydte beperken, die hun blik overziet, terwyl anderen uit ongemaakte onnoozelheid zich ergeren aan ‘dat bloempotje.’ De hierin te maken onderscheiding zou te-pas komen, als er vonnis moest geslagen worden, waarby de zedelyke verantwoordelykheid gewogen werd. Het effekt der bedoelde vergissingen is nagenoeg 't zelfde, en hiermee hebben wy op dit oogenblik te doen. Er heerscht op dit veld - gelyk overal in onzen arbeid-verdeelenden tyd! - 'n schromelyke mangel aan algemeenheid. We lyden aan overdryving van een - gemakshalve dikwyls! - verkeerd begrepen Specialismus. Doch dit is dan ook juist de reden die onzen tyd tot 'n zeer kleine maakt!
De heer vosmaer gunde zich loisir tot de opmerking dat ik in zekeren regel van Vorstenschool den klemtoon op 'n verkeerde sylbe gelegd had. Ga naar voetnoot* Prins denderah meende iets verkondigd te hebben, toen-i met komieke plechtigheid beweerde dat m'n drama slechts 'n nummer van m'n ideen was. ‘Niet meer. niet minder’ zei 't ventje... de zuivere waarheid overigens! Maar zyn 't nu zùlke opmerkingen die schryver, lezers en Volk 'n haarbreed zullen vooruit-helpen op den weg van ontwikkeling?
De lezer zelf zal, hoop ik, deze voorbeelden van verkeerd | |
[pagina 370]
| |
grypen - gevolgen oorzaak van verkeerd begrip! - met'n zeer lange reeks kunnen vermeerderen. |
|