en gebruikte dat als
hoofdkussen. De ander zat op z'n hurken by den pot met ryst.
Het vertrekje werd zeer onregelmatig verlicht door spaanders die de
indringer op 't vuur wierp. Toch bemerkte onze pastoor terstond dat men zich
had meester gemaakt van z'n keuken. Niet even spoedig ontwaarde hy dat ook z'n
rustplaats ingenomen was. Dit bleek hem eerst, toen-i half op den tast de
baleh-baleh naderde. Uit eenige woorden die z'n ongeroepen gasten met
elkaar wisselden, bleek hem dat-i net 'n paar halfbeschonkenen te-doen had. Na
eenige vergeefsche pogingen om z'n oorlogs-huisrecht te doen gelden, gaf hy dit
op, en zette zich op 'n blok hout by z'n vuurtje.
- Waar kyk jy na? vraagde hem de kok.
- Naar m'n ryst, met je welnemen, antwoordde scholten.
- Dat is jouw ryst niet, snauwde de ander, met 'n paar
scheldwoorden.
- Ja, dat is wel myn ryst. Maar ik heb er niet tegen dat jelui
mee-eet.
- Ben je mooi be...
Deze vraag liep uit in drie zonderlinge byvoegelyke naamwoorden, die
de strekking schenen te hebben naar den welstand der lichamelyke, zedelyke en
verstandelyke vermogens van onze pastoor te informeeren.
- Komaan, wees niet lastig. Je kunt mee-eten met je tweën, zeg
ik je, maar 't is myn ryst. En jy ook, vrindje, daar op de
baleh-baleh, straks wil ik daar liggen. Ik had me daar kwartier
gemaakt, weetje!
- Nou, dat kan je begrypen, jou... enz. zwartrok!
De zeer eigenaardige hoedanigheid van dit tot persoon verheven
kleedingstuk, was in deze uitroep nader toegelicht door zekere in den hier
bedoelden kring niet ongebruikelyke vergelyking met 'n elektrisch
natuurverschynsel.
- Zoo, vrindjes, jeluî kent me? Komaan, geen twist dan! We
zullen ons zoo goed mogelyk samen behelpen. A la guerre comme à la
guerre, niet waar? En daar je my kent...
- Wel wis en...
Elektriciteit!
...kennen wy je. Je bent die...
Elektriciteit!