men - zeer waarschynlyk van
denzelfden kunstrechter, want het fabrieksmerk komt overeen - dat ‘de
hellevaart’ die volgens hem daarin voorkomt: ‘wat zwak
is.’
My was van ‘hellevaarten’ niets bewust. Doch hoe dit zy,
men ziet dat m'n bekende onbekwaamheid in ‘Staatkunde’ zich ook tot
zulke dingen uitstrekt. Of liever, 't een is 'n gevolg van 't ander. Ik moet
m'n ‘hellevaarten’ sterker maken, en m'n staatkunde wat
nieuw-Rotterdamscher. Dan zal 't vleesch goedkoop worden... in
Spanje!
Om my niet allen moed te benemen, sluit de recensent met de
vriendelyke toezegging dat ik misschien wel eenmaal iets redelyks zal kunnen
leveren, als ik slechts naar zyn - nieuw-rotterdamschen - raad luister.
Ik moet bedenken:
‘dat er in een drama nooit te veel “aktie”
wezen kan...
Dat's waar. Bengaalsch vuur!
...en “staatkunde” nooit te
weinig.’
Oók waar! Louise moet niet verstaan worden, en de
kliek van
fransen van de putte blyft, op 't
kussen... in Spanje!
Zeker zou 't jammer wezen van m'n jeugdige veelbelovendheid, zulke
raadgevingen in den wind te slaan. Als ik nu maar wist waar de door onzen zeer
beroemden onbekende, geleverde modellen van wat beters te bevragen zyn? Zyn die
misschien in Spanje uitgegeven? R.S.V.P.
De beide laatste regels laat ik staan, om uitdrukkelyk te verklaren
dat ik ze intrek. Ik eisch zeer in 't byzonder geen drama van de N.
Rotterdamsche Courant. En in 't algemeen vorder ik niet dat 'n
kunstbeschouwer blyken geve van meesterschap in 't vak dat hy kritizeerend
behandelt. Maar wèl moet hy iets als meesterschap aan den dag leggen in
zyn vak, in kunstbeschouwing.
Tot dit meesterschap behoort, volgens sommigen, zekere
integriteit. Genoeg althans daarvan, om... de reputatie van
louise als verstandig denkend wezen, niet opteofferen aan de
privaatstaatkunde van m'nheer
van de putte cum
sociis.
Hoe gelukkig dat ze - in haar hoedanigheid van Spaansche
Vorstin - geen aanleiding had om de zwendelary van het Vryarbeidssysteem
aanteroeren! Of den oorlog met Atjin! Hoeveel ‘aktie’
- bengaalsch vuur! - ware er dàn wel