Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij986.Inderdaad, we gaan slordig om met de algemeene zaak, en vertrouwen haar toe aan den eersten den besten, met minder omzichtigheid dan we besteden zouden aan 't napluizen der getuigschriften van 'n huisknecht. Deze toch - minder gelukkig dan de Heeren Wy & Comp. - moet opgeven hoe hy heet, en vooral waar en hoe hy gediend heeft.
Studie, kennis, goede trouw, integriteit, alles saamtevatten in 't herhaaldelyk misbruikt woord: bevoegdheid, wordt alzoo van den staatkundigen voorlichter niet gevorderd. Zoodra iemand zinsneden aan elkaar weet te lymen, schynen alle andere hoedanigheden overbodig. Zoo werd, eenige eeuwen geleden, ieder voor geleerd gehouden, die z'n naam teekenen kon.
En verder nog gaat de achteloosheid. Ze wordt niet alleen toegepast op de advizeerende leden van den allemans-senaat, maar ook op hen die handelend moeten optreden. Ook van Ministers vordert men geen dienststaat. Ze worden gekozen met minder voorzorg dan 'n surnumerair, dan agenten van politie, dan 'n krantombrenger.
Hoe men nu ook het woord ‘Staatkunde’ omschryve, welke eischen men ook stelle aan den ‘Staatsman’ zéker is 't, dat men telkens mistasten moet, indien men èlke omschryving verwaarloost, indien men géén eischen stelt, hoegenaamd. Hieraan dan ook is toeteschryven dat de natie zich zoo in dien thorbecke vergist heeft. Er was, om 't wrak gebouw te stutten, een balk noodig. Hy leverde een bos onhandig saamgebonden splinters, en - dommer nog dan de kikvorschen in de fabel - men was tevreden! Ja, meer dan tevreden! men juichte, jubelde, hoofdartikelde...
Och, had men zich by-tyds geoefend in 't bepalen! (10.) |
|