954.
Ik begryp dat deze wyze van opvatting aan velen paradoxaal zal
voorkomen. En 't kan zyn - zéker is 't niet - dat ze hierin gelyk
hebben, wanneer men aan dit woord de stiptletterlyke beteekenis toekent. En dan
zou 't jammer genoeg wezen, want het leverde 'n bewys te meer, niet alleen dat
we - nogal ònzedelyk en ònverstandig! - ons gewoon maakten
verstand en zedelykheid van elkander te onderscheiden - qui male distinguit,
male docet - maar zelfs dat we er een ???? op
nahouden, 'n geykte ‘leer’ die aan deze dwaling 'n fatsoenlyke
reden van bestaan schynt te geven. Hoe dit zy, paradoxaal, in den zin van
gezocht, verwrongen, gemaakt - alles saamgenomen dus: onwaar - is m'n opvatting
niet. Dwaas is slecht, en slecht is dwaas. Men moet slecht en dwaas wezen, om
dit niet intezien.
Het is te verwachten dat slechts zeer weinigen me hierin zullen
byvallen, doch 't zyn juist de zoodanigen op wier oordeel ik prys stel. Van
deze enkelen herinner ik my 'n voorbeeld. Te Amsterdam had ik eens
'n diskussie met iemand die me toescheen geregeld te denken... 'n witte raaf.
Het blyft mogelyk dat ik my in hem vergiste, daar ik niet weet of-i
zich doorgaande op korrekt redeneeren toeleî, of wel
by-uitzondering zich daartoe in 't debat met my inspande. Ik bespeurde in hem
zekere schools-rhetorische nauwgezetheid die me alleraangenaamst was, daar ik
hier 't woord ‘schools’ in goeden zin neem. Hy besteedde aandacht
aan m'n tegenwerpingen, en verstond de groote kunst van luisteren. Hy streefde
naar duidelykheid van uitdrukking, hield de gestelde thesis in 't oog,
was gematigd korrekt in 't bepalen, enz.