Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij948.En hoeveel andere vakken had ik kunnen kiezen, met redelyke hoop op goeden uitslag! Ik heb kooplieden gekend, die sedert twintig jaar handel dreven, en nog niet ryk waren. 't Is waar dat ze voor den handel waren opgeleid, en alzoo...
Geld winnen òm geld te winnen, komt me niet zeer aanlokkelyk voor. En 't zou my moeite gekost hebben me daarop toeteleggen. Maar als ik 't gedaan had, geloof ik te hebben kunnen slagen in eenigszins korter tyd dan met de mannen van 't vak gewoonlyk 't geval is.
Hoe dit zy, na 't verlaten van Lebak, onthield ik me van keuze. Ik spande my in om niet te sterven. Dit was alles. Overigens wachtte ik op Recht. Maar zeker zou ik gekozen hebben, wanneer Nederland niet, na den Havelaar, me bedrogen had met allerlei leugens:
‘Christelyke Natie, Nederlandsche Natie, edele Natie, zult gy dulden... enz. Zoo klonk het van alle kanten.
Nu ja, die christelyke natie, die nederlandsche natie, die edele natie duldde het, duldt het, zal 't blyven dulden. C'est acquis.
Wanneer ze nu maar met haar edele nederlandsche christelykheid had kunnen overeenbrengen my te waarschuwen! Ik had dan in-tyds my op een van al die vakken kunnen toeleggen. Maar jammer genoeg, ik koos niet, en benoemde mezelf tot expektant. Thans, nu ik weet wat er te denken valt van ons nationaal rechtsgevoel, komt my de naïveteit van m'n hoop eenigszins... dom voor, en ik voel behoefte my te verontschuldigen, zoowel in m'n eigen oog, als by de velen die, de kaart van 't land beter kennende, waarschynlyk zoo'n domheid niet hadden begaan. Men wete dan dat de middelen die er sedert zestien jaar werden aangewend om my te bedriegen, talloos zyn. Ik kan de ‘vrienden’ niet tellen, die me met gehuichelde belangstelling overhaalden om weer moed te vatten en me door middel van allerlei praatjes den kostbaren tyd uit de hand stalen. De vermel- | |
[pagina 154]
| |
ding van alle pogingen, plannen, ontwerpen ‘om den edelen havelaar recht te doen’ zou boekdeelen vullen:
‘Ge hebt nu zóó lang gewacht en geleden met geduld, bederf toch ditmaal de schoone zaak die ge voorstaat, niet door overyling. Er zàl recht geschieden!’
En ik wachtte!
Er waren er, die me slechts weken kostten. Anderen hielden me maanden aan den angel. De som van al die maanden en weken bedraagt, nu in 1872, zestien jaren!
Eerst zeer onlangs besloot ik, alle pogingen optegeven om Nederland te bewegen tot iets eerlyks.
En daar ik alzoo de hand vry kreeg om 'n beroep te kiezen, nam ik me voor, my toeteleggen op 't schryven van boeken. Ik doe 't ongaarne, ik doe 't met weerzin, 't walgt me, maar 't is noodzakelyk.
Daar er reeds veel boekdeelen van my verschenen, zal 't velen vreemd voorkomen, nu eerst van myzelf deze verklaring te vernemen. Ze meenden dat ik sedert lang reeds schryver wàs. De weinigen die goed lezen, weten beter.
Nu ik eenmaal dit besluit genomen heb, is 't plicht m'n waren verkoopbaar te maken. En zie, ik - vakman nu, kollega van... vul maar in, lezer! - zoekende naar 't middel om dit doel te bereiken, moet raad vragen aan mezelf, en modellen zoeken uit de dagen toen ik nog niet by 't ‘vak’ was ingelyfd. De ‘deskundige’ van heden, zoekt onderricht by den dilettant van zes, acht, tien jaren geleden.
In 't eerste boek dat ik - myns ondanks, waarachtig! - aan de pers overgaf, komt de uitdrukking voor: ‘ik wil gelezen worden.’ Dit geschiedde dan ook. Toen en heden nog altyd, maakt m'n geschryf opgang. Het weerstaat alle pogingen van zeer verschillenden aard, die aangewend werden om me te smoren, laster en verdachtmaking zoowel, als 't edele nederlandsche doodzwygen. Jazelfs onbekookte lof - 't ergste wat 'n schryver overkomen kan - heeft de vruchten van m'n arbeid niet van de markt kinnen dringen.
Waaraan heb ik dit te danken?
Deze vraag legde ik my ernstig voor, toen ik onlangs bezig was met de korrektie, aanvulling en toelichting der twee eerste bundels van m'n ideen, waarvan weldra de vyfde druk | |
[pagina 155]
| |
zal verschynen by den uitgever die ook dezen bundel ter-perse legt.
Wat is de oorzaak dat m'n geschryf verkoopbaar is? Dat het geldswaarde geeft? Hierop namelyk komt nu - schande over u, Nederlanders! - de vraag hoofdzakelyk neer. De oorzaak is: dat ik schreef zonder aan dezen eisch te denken.
Nu ik eindelyk, na lange weifeling - schande over u, Nederlanders! - besluiten moest te kiezen tusschen straatvegen, horlogemaken en andere kostwinningen... nu ik ten-laatste, niet uit rechtstreeksche voorkeur, maar gedrongen door by-omstandigheden, my tot schryven bepaalde, begreep ik dit ‘vak’ niet voordeeliger en praktischer te kunnen uitoefenen, dan door juist denzelfden weg te volgen, die me werd aangewezen door m'n gemoed toen ik er niet aan dacht dat het ooit m'n vak worden zou, godbetert! Men zal me dus wel moeten vergunnen voorttegaan, alsof ik nog altyd geen schryver was.
De voornaamste eigenaardigheid bestond in het achtslaan op m'n eigen indruk, zonder in 't minst naar den smaak van m'n lezers te vragen. Deze smaak is me dan ook eigenlyk vry onbekend. Uit 'n Publiek dat binnen weinig jaren tyds aan m'n werken 'n vyfden druk bezorgt, en te-gelyker-tyd zich laat vertegenwoordigen door 'n van twist - door den man dien ik in deze werken herhaaldelyk, zonder 't minste protest van wien ook, 'n ellendeling noem - uit den smaak van zóó'n Publiek is inderdaad niet wys te worden. Hoofdzaak nu voor m'n ‘vak’ is, dat er altyd uitgevers zyn, die me behoorlyk honoreeren, en lezers die hen daartoe - op z'n hollandsch altyd, d.i. povertjes! - in staat stellen.
Hoe zulke lezers 't maken met de verwerking van de inkonsekwentie dat ze de van Twisten eeren, achten en in 't leven houden, dat ze tevreden zyn met het niet afdoen van de Havelaarszaak, en te-gelyker-tyd myn werk toejuichen - sterker nog, koopen en betalen: vyfde druk! - zie, dit is hùn zaak. Ik leende dat Publiek niet gaarne de maag van m'n konscientie. (338)
De belangen van 't ‘vak’ brengen alzoo mee, dat ik zonder omzien m'n indrukken volg. Dit alleen is de opmerking waarmee wy hier te doen hebben. |
|