Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij817.Zie ovidius, die - volgens sommigen - niet gebannen werd omdat hy iets verkeerds gedaan had, maar omdat-i onwillens getuige der verkeerdheden van 'n ander was geweest. En die ander was Keizer. Ga naar voetnoot* Ik nu werd gestraft, niet omdat ik mager was, maar omdat Mademoiselle adele... Ik kan betuigen aan mager noch vet gedacht te hebben, toen zy indecentelyk wèl deed, omdat ze maar vyf vingers had aan één hand. De heele fout van ovidius lag in 't keizerschap van augus- | |
[pagina 235]
| |
tus. En daar adele markiezin was...
‘Was ze dit werkelyk? Was ze geen geméén schepsel?’
Hm! 't Zou kunnen samengaan. Toen ik, opziende na 't lezen van dat briefje, haar met de oogen zocht, was haar plaats leeg. Een stofwolk wees my den weg dien ze met 'r onmetelyk kleed in den tuin beschreef. Abbas, haar achterna huppelend, keek om. De kwajongen zond me - op haar bevel zeker - 'n kushandje toe, dat veel van 'n gryns had.
Maar wie was ze dan toch, en wat beduidde dat: ‘Onze’ in haar briefje?
Dit is 'n zonderlinge geschiedenis. 't Schepsel...
‘Tòch 'n gemeene persoon dus? Toch... omnibus?’
Gemeen? Misschien. Omnibus? Neen! Ze was wat men zou kunnen noemen... pluribus. Te Marseille namelyk - ik vernam dit later van Henri, die geen leerjongen in eksteroogen was, maar student in de rechten - is de jeunesse dorée gewoon party te maken tot het aankleeden, opsieren, uitdosschen voor gezamenlyke rekening, van 'n vrouwpersoon waarmee die gulden jeugd dan pronkt. Wat boven de kracht van 'n enkele gaan zou, valt ligt aan 't genootschap dat 'n dozyn leden telt. Men legt geld te-zamen tot het aanschaffen van rytuig, deftige woning, stoet van bedienden, enz. En men dringt de gekozene 'n adelyken titel op. Meestal heet ze de Saint... dit of dat. By-gebreke van iets heiligs in den naam, gaat die op ac uit: de Marsignac, de Pressensac, de Kersaillac of zoo-iets. Zéér gedistingeerd zyn twee namen waarvan de eerste 'n buitenlandschen klank heeft, 'tgeen naar vermaagschapping met europeschen adel heenwyst: de Löwenstein-Trissac, Caramielli de Lusignac, enz. De deugd van zoo'n schepsel...
‘Allergemeenst!’
Verschoon me... zéér gemeen slechts. Allergemeenst zou... Omnibus wezen. En zelfs dáárvan is men niet geheel zeker, als men goed gedineerd heeft, en door 'n gezonde digestie vatbaar is voor zeer liberale opvatting. Deugdzaam op háár manier is zoo'n byen-koningin, wanneer ze standvastig de hulde afwyst die haar door de niet-leden van 't genootschap wordt aangeboden. Onverbrekelyke trouw aan 't duodecemviraat is de volmaaktheid die door haar werkbyen en hommels, in-ruil voor rytuig, titel, hotel, negerjongetjes en karthago-bedekkende kleeding gevorderd wordt. De herminie die | |
[pagina 236]
| |
we ter-loops zagen in therese's quadrille, was van 'n zeer gefêteerd madame-de-Saint-schap afgedwaald tot pantoffelboordster, omdat ze zich misdragen had met... 'n dertiende die geen lid was van de vennootschap. Adele zelf had deze handelwys ‘infâme’ gevonden. Ge ziet het, alles heeft z'n grenzen, en de meest uitgebreide industrie is, welbeschouwd ‘limited.’
‘Infaam!’
Dit was juist wat adele van herminie's dertienden zei. Intusschen... hoor eens, lezer, kunt ge netten-breien of schaakspelen? Zyt ge in 't bezit van 'n solitairspelletje? Zoo ja, leid uw verontwaardiging af, door u met een van die dingen bezig te houden. Wat ge ook kiest, het is altyd beter dan oordeelen. Die adele had iets goeds in zich. Zaagt ge niet uit haar briefjen aan leon hoe de ‘elf’ haar benauwden?
‘'t Is wat moois! Dit ontbrak er ook nog aan, dat ze zoo'n levenswys leidde voor haar genoegen!’
Toch geloof ik dat netten-breien beter is dan oordeelen, al maakte gy de mazen zoo groot dat uw eigen fouten er doorslippen... zouden, indien ge 't eens in 't hoofd mocht krygen dáárnaar te visschen.
‘Ik blyf 'r by, dat het infaam is!’
Wie weet! Ik heb tot oordeelen weinig tyd omdat ik me bezig-houd met het schryven van vertellingen. Doe dit ook eens. Wat déze vertelling aangaat, 't is schetsje van zeden...
‘Infaam!’
De schets?
‘Neen, die vrouwspersoon!’
Wie weet! Hebt ge vergeten hoe de ongelukkige - la chose van elf kwajongens...
‘Elf?’
Ja. Leon was zoo kwaad niet...
‘Hebt ge hem dan later weer ontmoet?’
Wel zeker. En adele ook. Ge begrypt toch dat ik revanche genomen heb? Welnu, ze wàs inderdaad ‘bonne fille.’ Een van haar grootste fouten was...
| |
[pagina 237]
| |
‘Op de twaalf na!’
Nu ja, op elf na, haar... magerheid. En dat ze boos werd als 'n vreemde daarvan iets ontdekte. Overigens, hebt ge vergeten hoe ze zich Samaritane toonde by 't sterfbed van dien armen koetsier? 't Is zeker geen verdienste dat ze zich liet liefhebben door vélen, maar toch was ze misschien minder ‘gemeen’ dan òns toeschynt, omdat ze veel lief had. Laat ons dit hopen.
‘En wat wordt er van zulke vrouwen?’
Onze adele bracht het tot weduw van 'n zeer geacht lid in 't hooggerechtshof te Algiers...leon de neufville. De arme man is jong gestorven. Maar gewoonlyk dalen die wezens af tot straatveegsters... als 't afdalen heeten mag, wat ik dáárlaat. Dit nu is wel 'n treurige toekomst, maar eilieve, wat wordt er van brave meisjes die zich slechts inlaten met zes, met drie, met één, met niemand? De maatschappy is zeer gestreng voor ondeugd, maar geeft weinig blyk van dank aan wie zich niet misdraagt. En... daaraan doet ze wel. Deugd mag niet ontaarden in spekulatie, zooals zeer ten-onrechte wordt aangeprezen in vertellinkjes die met moraal eindigen. Ik was en ben nog 'n zeer naarstig kind, en werd nooit beloond. 't Gaat me precies als Mr. auguste Met z'n knoopsgat...
‘Ge waart ons nog iets schuldig over den wandelenden jood?’
Wel, die was ik! 'n Paar dagen nadat ik er in slaagde adele en leon 'n bewys te geven dat ik geen ‘maître d'école’ was, nam ik m'n staf op, en reisde verder. Ach, hy is zeer vermoeid, de arme ahasveros, en voelt dit het pynlykst als-i lezers treft ‘die er niets van begrypen.’
Blykt u echter dat noch uw solitairspel, noch 'n goed middagmaal, noch uw netten afdoende hulpmiddelen zyn ter genezing van hard oordeel - sans douleur ni extirpation natuurlyk! - gebruik dan ter vulgarizatie der wetenschap van 't goede, iets van den émollient die ons wordt aangeboden in Johannes VIII: wie uwer zonder zonden is... enz. |
|