Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij791.Wysbegeerte, zucht om te weten, te begrypen, is de roeping van allen! Dit moet erkend worden door ieder die 't woord etymologisch-juist opvat. Dat men, by àndere opvatting, en stilstaande by den zotten akademischen zin dien de meesten daaraan hechten, de filosofie zonder schâ missen kan, stem ik toe. 't Is dan ook alleen door spraakverwarring, door spekulatie op misverstand, dat valsche apostelen 't algemeen eigendom tot 'n privatieve broodwinning van weinigen hebben weten te maken. (340) Een zwakke poging om dit bedrog te fnuiken, vinden wy in | |
[pagina 203]
| |
den titel die ten-onzent aan 'n leeraar in de Natuurkunde wordt toegekend. De zoodanige heet doctor of magister in de philosophia naturalis, d.i. in de natuurlyke wysbegeerte. Hy leeraart over den aard van de dingen die bestaan. Deze benaming is niet zonder ironie op zekere kollegaas, welker leeraarschap zeer speciaal de dingen schynt te omvatten die niet bestaan. 't Is eigenaardig dat deze laatsten, welker specialiteit officieel met de al te hoffelyke woorden: bespiegelend, transcendentaal, enz. wordt aangeduid, in 't dagelyksch leven de geenszins overbodige omschryving van de soort der door hen beoefende Wysheid achterwege laten, ten-gevolge waarvan 't woord wysbegeerte zonder meer, allengs de beteekenis heeft erlangd, die we daaraan in de duitsche School, en ook by ons, gehecht zien. Als gewoonlyk berust dit wanbegrip op 't verwringen der beteekenis van 'n woord, op mis-verstaan, op misverstand. En met behulp hiervan hebben de beroeps-wysgeeren hun vakje tot zekere, voor 't plebs onbereikbare, specialiteit weten te maken. |
|