Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij788.(Wysbegeerte de roeping van allen, 542.) Verdeeling van den arbeid gaat samen met staathuishoudkundige en technische ontwikkeling. Er was 'n tyd dat elk z'n eigen brood bakte, en in afgelegen streken is dit nog 't geval. Aanvankelyk was ieder individu landbouwer, krygsman, wapensmid - dit wilde eenmaal zeggen: steenslyper - jager, visscher... alles te-gelyk. 't Spreekt vanzelf dat de vervaardigde voorwerpen gebrekkiger waren, dan toen men begon zich meer in 't byzonder toeteleggen op 'n bepaald vak. Dat nog thans velen hun bedryf uitoefenen op 'n manier alsof ze belast waren met andere funktien tevens, doet niet ter-zake. De regel is dat verdeeling van arbeid gunstig werkt op de soort en de verkrygbaarheid van 'n produkt. Of nu echter deze staathuishoudkundige en technische vooruitgang te-gelyker-tyd verstandelyke ontwikkeling bevordert, is de vraag. De man die jaren lang niets doet dan gaten steken in 't uiteinde van dunne staafjes yzerdraad, maakt zich wel-is-waar verdienstelyk omtrent de naald-fabrikatie, maar zal waarschynlyk stilstaan op den weg van verstandelyke ontwikkeling. En zelfs in de techniek die aan z'n werk behoefte heeft, wordt hy ten-laatste geheel onbekwaam tot elken anderen arbeid, dan dien waarop-i zich in 't byzonder toelegde. Ik stel me voor dat zoodanig werkman in aanraking kwam met plato, pythagoras of aristoteles, of ook slechts met dezen of genen Jack-of-all-trades uit den vóór-middeleeuwschen tyd, en dat hem door wysgeer of half-wilde - beiden even universeel in hun levens-opvatting - gevraagd werd:
‘Kom-aan, medemensch van laten datum, vertel my eens | |
[pagina 201]
| |
wat je zoo-al weet, kent, kunt en doet?’
En hoe onze werkman zou antwoorden:
‘Ik prik gaatjes.’
Noch de oude wysgeeren, noch de handige woudlooper zouden zeer gesticht zyn over den vooruitgang van hun nageslacht, al zy 't dan dat ze verbaasd stonden over de fyne bewerking van 'n borduurnaald. By 't zien van 'n horloge ware hun bewondering ten-top gestegen, maar ze zouden de individuen geminacht hebben, die wel gezamenlyk millioenen dergelyke voorwerpen vervaardigen kunnen, doch waaronder geen enkele, geheel alleen werkende, 'n horloge maken kan, of 'n horloge uitvinden zou wanneer dit niet geschied was. |
|