Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij679.Om 'n voorbeeld van dat willekeurig uitbreiden en aanvullen te geven, 'n voorbeeld waarvan de waarde door ieder gemakkelyk kan worden berekend, wys ik hier op 't leven vanJezus. Ik kies hèm, om te voorkomen dat men zich verschuile achter onbekendheid met mogelyk bestaande andere bronnen dan de algemeen aangenomene, gelyk men wellicht doen zou indien ik alexander den Groote, plato, sokrates of dergelyke historische personen had aangevoerd. Behalve de Katholieken, dien 't geoorloofd is wetenschap te putten uit traditie en kerkelyke uitspraak, zal ieder erkennen dat we van jezus niets weten dan wat in de Evangelien over hem wordt meegedeeld. Met verwyzing naar 674 waar de beteekenis verklaard wordt die hier aan 't woord echt moet worden toegekend, neem ik nu voor 'n oogenblik aan dat die Evangelien echt en geloofwaardig zyn. Dan was jezus iemand van zeer byzondere gaven. Op z'n twaalfde jaar | |
[pagina 103]
| |
leeraarde hy in den tempel. Na ruim dertig jaren levens bezegelde hy z'n meeningen met den marteldood. Tusschen die beide uitersten in, vinden wy verbazingwekkende wonderen, om nu niet te spreken van z'n gelykenissen, z'n omwandelingen, z'n redevoeringen, toespraken, enz. Alles saamgenomen, erkennen wy alzoo dat z'n levensloop belangryk moet geweest zyn, doch... deze erkentenis grondt zich meer op 't analogisch besef van wat wy niet weten, dan op kennis aan de voorvallen die z'n levensbeschryvers hebben te-boek gesteld. Dit namelyk is zeer weinig. De vier Evangelien, door weglating van herhalingen, door uitsluiting van onmogelyke varianten, tot één gebracht, vormen 'n zeer, zéér klein boekje, dat ter-nauwer-nood de volledige beschryving zou kunnen bevatten van wat menigeen in één maand levens ondervond. Alles nu wat we meer van jezus meenen te weten, dan in zoo'n klein bundeltje zou kunnen vervat zyn, is... preekery. Onder schryvers en redenaars, die armoed aan bouwstoffen bedekken met weelde van gewaagden kommentaar, bekleedden ten-allen-tyde de geestelyken 'n eerste plaats. Ze maakten er 'n kunstje van, hun God 't ‘scheppen uit niets’ natedoen, en daaraan hebben we preeken en verhandelingen te danken, die allerlei droomige uitbreiding of leugenachtig verzinsel, brutaal in de plaats stellen van 't gebeurde feit. Dit geschiedt wel-is-waar ook in andere vakken dan theologie, doch misschien niet in zoo hooge mate. |
|