Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij612.Dit alles is over 't geheel, niet alleen voldoende-juist als schets, maar ik verzeker dat de meeste punten ook faktisch-waar zyn. Dat inroepen van m'n hulp voor die arme buffelhuiden, en 't raadvragen over geldbeleggen, is o.a. letterlyk aldus geschied. En wat ik van den dertiende zeide, gebeurde dikwyls. Ten-laatste begon ik er op verdacht te worden dat deze of gene huilders, van stryen of lasman, zich in m'n intimiteit zou binnensmokkelen, om my op 'n welgekozen oogenblik, 'n coup-de-jarnac te geven. Maar 't hielp me weinig dat ik zoo-iets voorzag, daar ik niet wist van welken kant de bui komen zou, en geen gevaar mocht loopen welmeenenden van my te stooten. Als voorbeeld - 'n feit dat door 'n twaalftal ‘mede-geestverwanten’ zou kunnen gestaafd worden - geef ik 't volgende. Ik was eens op de gewone wyze afgehaald met veel blyk - of schyn - van hartelykheid. Onder de ‘vrienden’ bevond zich zekere persoon - ik meen 'n hulpprediker - die weinig dagen te-voren toen ik in 'n anderen stad zou aankomen, deel uitmaakte van 't gezelschap dat me, by nacht en in November, met 'n rytuig was komen afhalen van de naastbygelegen spoorstation die 'n paar uur van bedoelde stad verwyderd was. Er moest veel warmte zyn in de geestdriftigheid, om de kou van dat toertje te trotseeren. En van die warmte getuigde almede z'n wederkomen, toen ik eenige dagen later elders ‘spreken’ zou. Hy was dan ook voortdurend om my, by my, naast my. Nà de spreekbeurt, op 't | |
[pagina 53]
| |
laatst van 't zeer vermoeiend ‘gezellig by-een zyn’ dat daarop volgde, en alzoo nadat-i uren lang èn in die stad èn in de vorige, waar-i my van den spoor haalde, door z'n aanhoudende tegenwoordigheid in den kring, blyken had gegeven van... iets als vriendschap, welwillendheid, geestverwantschap of zoo-iets, vraagt-i my op-eenmaal:
- En zeg me nu eens, hoe vaart uw tante B? - Hoe? - Uw tante B! herhaalde hy met iets zoo zonderlings in toon en stem, dat ik inderdaad 'n oogenblik meende dat de man beschonken was. - Ik heb geen tante B, antwoordde ik. - Ge hebt wel 'n tante B, zeg ik u.
Z'n stem en houding waren dreigend.
- Ik verzeker u van neen! - Hebt gy niet 'n tante B te W? Durft gy dit ontkennen?
Hy sprak deze vraag uit, alsof 'r achter elk woord 'n punt stond.
- Ja, dit durf ik ontkennen. Ik heb in de stad die ge noemt, wel familie, die echter niet B heet... vergist ge u misschien in den naam? - Neen, neen, néén! B zeg ik u, B! Haar zoon las al uw werken. Ikzelf heb ze van hem ter-leen gehad. Hy is nu naar Amerika... - Man, je vergist je. Ik heb geen familie van dien naam, noch ik, noch m'n vrouw. Ook heb ik geen neef die naar Amerika gegaan is. - Ik zeg u dat ge wèl 'n tante hebt, die B heet. Maar... enfin, we zullen er dan maar over zwygen!
De ‘gezellige byeenkomst.’ was verstoord. Ieder keek vóór zich. Alles was met de zaak verlegen. Bovendien, 't geannonceerd zwygen van m'n zonderlingen aanvaller was zoo uittartend-sprekend, dat ik nu genoodzaakt was niet te zwygen.
- Ik verzoek je ernstig my te zeggen wat dit alles beduidt? Ik heb noch tante noch andere familie die B heet. Meent ge dit beter te weten, dan noodig ik u uit, te zeggen wàt ge weet. Dit moet ik nu eischen. - Ik zal zwygen! - Volstrekt niet! Spréék, als ik u verzoeken mag. Uw woorden maken 'n indruk alsof je iets vreeselyks achterhieldt. | |
[pagina 54]
| |
Spreek, wat bedoel je met dat aandringen op die tante B? - Hm... hm! Ik zeg niets meer!
Meer was er niet uit den man te krygen. Hy was misschien beschonken, meent ge? Je ne dis pas non, en ook dit zou reeds niet zeer aangenaam zyn voor iemand die op-reis gaat in November, om hier-of-daar wat ‘waarheid’ te verkondigen. Doch - dien avend beschonken of niet - hy heeft den volgenden dag, toen-i kon verondersteld worden uitgeslapen te hebben, z'n betichting herhaald. Betichting? Ja. Dit was 't reeds door z'n bar aandringen en aanklagend zwygen, maar werd het te-meer, door 't achter my om, daarby voegen van ‘Weetje, hy wil die tante niet kennen, omdat zy arm is, en 'n kleinkinderschooltje houdt!’ Mannen van de Joure, schryf ik de waarheid of niet? Ik verzocht een uwer, den naam van die pretense tante te noteeren, en te onderzoeken - als 't mensch bestaat, want dit weet ik niet - of ik haar neef ben? Hebt gy 't gedaan? En antwoord gekregen? Ik ben er zeer nieuwsgierig naar. Ga naar margenoot# |
|