het kind allerlei
leugens op, die niet zoozeer op zichzelf schadelyk zyn - de werkkring van den
knaap of van 't meisjen is daartoe nog te bekrompen - maar hierom zoo nadeelig
werken, wyl de kleine mensch gewoon raakt, in plaats van de vraag: wat is
waarheid? zich telkens deze andere vraag voorteleggen: wat zegt hierover
baker zóó of zóó? Hoe oordeelt de heilige die en
die? Hoe luidt de jurisprudentie van den Hove?
De ziel moet zich vergenoegen met nagemaakte spys, en raakt
zoodoende onbekwaam tot het verteeren van gezonde kost. Heb ik onrecht, dat
verzwakken der geestelyke magen te rangschikken onder de rubriek: belemmering
van 't streven naar waarheid? En is 't niet wreed, elken nieuw-aangekomene op
het reeds zoo moeielyk pad van 't leven, 'n vracht vooroordeelen te dragen te
geven, waaronder hy òf bezwykt, òf welker verwydering hem zooveel
moeite kost, dat hem ten-laatste èn tyd èn kracht ontbreken, om
de leeggemaakte ruimte te vullen met wat beters?
Wat my betreft, ik had schrynwerken kunnen leeren in den tyd en met
de moeite die ik besteed heb aan de koningen van Juda en Israël...
Schrynwerken kan ik nog niet, maar die koningen heb ik vergeten. Dit
is iets gewonnen.
Is 't niet onzinnig...