- Mynheer en jufvrouwen, de Heer schenke u Zynen onmisbaren zegen op
den avend van dezen dag! Dit is myn zoon Klaas... van wien u wel
gehoord zult hebben. Hy is my te na om hem te pryzen... maar u begrypt wel...
als men vader is... nu, alle zegen komt van boven!
- Ja oom, er is een verrassing.
- Juist, jufvrouw, een ware verrassing. De gelukwenschen aan dezen
heer... op den heugelyken dag van zyn verjaren... brengt ons in de stemming van
den Psalmist... en ik verheug my door de genade... want mynheer... alles komt
van boven... dat zal uwe ook wel weten.
- Ga zitten, man, ik dankje wel! zei de gastheer, die begreep dat er
een felicitatie was uitgesproken. Koud buiten?
- Ja, 't is frissies. Koud kan ik niet zeggen. 't Is wat je noemt...
frissies, weet u. De Heer geeft het weêr naar zyn welbehagen... en daarom
zeg ik maar: frissies. Alles komt van boven.
- Och ja! riep 't heele gezelschap en meende wonder verdienstelyk te
wezen. Verbeelje 't lot van een armen drommel die in dezen king eens had moeten
verkondigen dat sommige dingen van beneden komen? Gelukkig was men 't eens,
ditmaal.
- Wel oom, wat dunkt u, zullen we nu maar beginnen met de
verrassing?
- Ga je gang, nicht. Wat is het?
- Och, een kleinigheid, mynheer, antwoordde de katechiseermeester.
Myn zoon is een dichter. Pryzen zal ik hem niet... want hy is me te na... maar
't is mooi, dat durf ik gerust zeggen. 't Is niet om te roemen... alles komt
van boven... neen, roemen zal ik niet. Als ik roem, mynheer, dan roem ik in den
Heere. Maar ik zeg dat het mooi is.
De dichter Klaas maakte z'n mondje klein, alsof-i met z'n
lippen te drinken gaf aan een vogeltje.
Hy sloeg de oogen neêr, en speelde met den ondersten knoop van
z'n vest. Z'n heele gezicht stond naar verzemakery. Er was iets knoeierigs in
dien jongen, iets van een gekramden schotel... neen, hy leek op 'n verfrommeld
papier... neen, op ongestreken linnen... neen, op 'n gebruikt servet... neen,
op ongaar brood...
Och, wat weet ik het, waarop die lummel geleek! Ga naar een
christelyke jonchelings-vereeniging. Daar vindt ge modellen in overvloed van de
soort die ik bedoel, adept-clowns in de kermistent des Heeren,
pierrots van de onanie.
- Dus, mynheer, 't is niet om te roemen... haal 't maar voor den
dag, Klaas. Als vader, mynheer, moet ik u zeggen... 't is mooi! Want
ziet u, in de Schrift...