Ideën II
(1880)– Multatuli– Auteursrechtvrij450.'t Is moeielyk zich juist uittedrukken. Dit weet ik, en ik zeide 't reeds in 13. Maar ik vind dat de ‘wetgever’ zich wel 'n beetje mocht toeleggen op benadering van juistheid. Wat is byv. slecht? Schippers en linguisten zullen zeggen: glad, effen, gelyk. Wat is: levensgedrag? Zyn er doodsgedragen ook? Eindelyk, wat is: algemeene bekendheid? In Parys heb ik iemand gesproken, die niets wist van de ‘slechtheid’ eener dame in... Krähwinkel. Ook geloof ik dat de koningin van Madagaskar er niets van gehoord heeft. M'n kleine jongen weet het ook niet. En er zyn er nog meer, die geheel onkundig bleven van 't vreeselyk vergryp... dat Mevrouw X. niet begaan heeft. Algemeene bekendheid! Wie is 't algemeen? De Krähwinkelsche bakers? De jufvrouwen uit de buurt? Uit welke buurt? Hoe groot is 'n buurt? Is de stad Krähwinkel 't algemeen? Of Overysel? Of Nederland? Of Europa? Of ons planeetje? Als die Mevrouw X. niet zoo vervelend braaf was, en dus verdediging noodig had tegen de Wet, dan zou ik haar voorstellen den braven aanklager de productie opteleggen van een behoorlyk geregistreerd en gelegaliseerd bewys, dat hare bedorvenheid bekend was by die Mädchen am Brunnen of tout Paris... op Sirius. Ja, en nog elders... wat verder! Algemeene bekendheid! Slecht gedrag! Eilieve, wie is goed van gedrag? Wat is goed? Ben ik goed? Ik tracht er naar, ja... maar of ik 't bèn? Is m'nheer die goed? Mevrouw die? Waren die ‘brave’ meesters van dat arme dienstmeisjen in Haarlem goed? Ik zeg neen. Ik zeg dat ze ellendelingen zyn. Maar dat zeggen zy misschien van my. Wat is 't toch lastig zoo onwetend te zyn. Algemeene bekendheid bestaat niet. De Wet zegt dus: Als het levensgedrag slechtis volgens iets dat niet bestaat... Waarschynlyk zyn er meer menschen die my voor slecht houden - en ikzelf weet waarachtig niet of ze ongelyk hebben - dan er ooit mevrouw X veroordeelden. Zou men nu daarom ook my m'n kinderen kunnen afnemen? Ik hoop neen, en zeker zou ik slecht genoeg zyn om my te verzetten tegen de brave Wet die | |
[pagina 26]
| |
't beproefde. De deurwaarder die zoo'n exploit kwam uitvoeren, had waarlyk een plaatsje verdiend by de bestorming van de Düppeler schansen. De Wet! Eilieve, zegt de Wet ook dat een brave schoonvader 't kind zoogen zal, welks moeder van slecht gedrag is? En welke middelen heeft de Wet om zoo'n schoonvader te dwingen tot nakoming van dien plicht, in geval van onwil of onvermogen?
En nog 'n paar vragen: Belast de Wet zich met de zorg voor 't welzyn van alle kinderen, welker moeders onbraaf waren? Gaan de officieren van justitie rond in de publieke huizen, om te vernemen of wellicht de ontucht vruchtbaar was hier-en-daar, en of 't tyd is zulke vrucht wegterukken van den vuilen bodem waarop ze groeide? Zyn er fondsen op de begrooting van den Staat, waaruit de quarantaine betaald wordt tegen moederlyke besmetting? Het wemelt op de straten van bedelaars met kinderen, en ik gis dat die ouders niet veel goeds leeren aan hun kroost? Waar zyn de schoonvaders en publieke ministeriën, om die hope des vaderlands te bewaren tegen bederf? Of zyn alle Nederlandsche bedelaars braaf, zedelyk, plichtlievend, als 't gemeentebestuur dat ze duldt? Zouden er niet soms onder dat volkje worden gevonden die hun kinderen mishandelen? Trekt men alleen party tegen schennis van uitgevonden zeden, en niet tegen 't miskennen van de lieve Natuur? Isverkeerd bestuurde hartstocht die schept, zooveel misdadiger dan de lage wreede luie hebzucht die 'n kind vermoordt? Of bemoeit de brave Wet zich alleen dan met de zedelyke vorming van een kind, als er fortuinen zyn te bewaren? Zou't heele schandaal misschien achterwege zyn gebleven, als de kleine Daniela arm ware geweest? Dit moet men wel aannemen. Anders toch zouden niet zooveel slechtlevensgedragende moeders uit armoede en wanhoop hun kindje hoeven in 't water te gooien, te smoren, of in stukken te snyden, zoo-als we dagelyks lezen in alle beschaafde couranten. Een certificaat van ‘slechtheid’ geteekend door buren, schoonvaders, vriendinnen, keukenmeiden of publieke aanklagers, zou jure 't schepseltje maken tot pupil van den braven Nederlandschen Staat. En later kon 't in de zaken komen van z'n voogd. In de vry-arbeidery misschien. Of 't kon opgeleid worden tot gouverneur-generaal, rustende op z'n buitenplaats. Of tot volksvertegenwoordiger. Of tot een ander braaf beroep. De Wet? Slecht gedrag? Zou dit ook misschien slecht wezen, dit: het bemeesteren van | |
[pagina 27]
| |
intime brieven? 't Ontcyferen van geheim-schrift? Het publiekmaken van innigheid? Het onbeschaamd woelen en roeren en wroeten in de ingewanden van de ziel? Het lezen van brieven door iemand voor wien ze niet bestemd waren, is zedeloozer daad, dan er ooit door dat lezen kan worden aan 't licht gebracht. En hoe nu, als later onschuld blykt? Wie of wat geneest de wonde der verkrachting van intimiteit? Hoe, 't publiek ministerie maakt zooveel ze kan algemeen bekend wat bestemd was voor geheimheid, en wil daarna die algemeene bekendheid ten-laste brengen van de beschuldigde? Eerst iemand in 't water werpen, en dan hem aanklagen, omdat-i nat is? Maar eilieve, wie zegt u of de voogd dien gy geven wilt aan 't kind - o brave Wet! - wie zegt u, of hy niet weldra zou blyken te zyn: van ‘algemeen erkend slecht levensgedrag’ wanneer ge alles gingt ontcyferen en publiceeren wat-i ooit schreef of zeide of deed? Hoeveel brieven moest men gelezen hebben en openbaar gemaakt, voor 't brave publiek gerust kan zyn dat er geen kind is overgeleverd aan slechte voogden? En wie zal dat publiek vertegenwoordigen? Wie zal censor wezen? Naar welk wetboek zal er geoordeeld worden? Moet de israelitische vader ontzet worden van de voogdy, omdat hy z'n kind niet liet doopen? De christenvader, omdat hy 't niet besneed? Deze omdat hy 't jenever geeft, de ander omdat-i 't leert vloeken? De een omdat hy 't onbehoorlyk opvoedt, en verkeerde begrippen inprent over erfzonde of genade, de ander omdat-i 't opleidt tot aanbidder van 't gouden kalf? Velen weêr omdat ze hun kinderen in 't geheel niet opvoeden? Dit laatste vind ik weêr slecht, maar ik sta vry alleen in die meening. De meeste andere dingen hangen van tyd af. Wat heden schoon wordt gevonden, zal later leelyk zyn, en omgekeerd. Het zedelykheidsgebouwtjen onzer maatschappy heeft geen vasten grond. Slecht gedrag? Dît is in alle eeuwen en tyden slecht gedrag, dat men onder schyn van zorg, de toekomst van 'n kind bederft door 't schandvlekken van de moeder. Dit, dat men die moeder wou berooven van het byzyn harer kleine, 't eenige nog wat dan strekken kan tot zoogenaamde verbetering... als die noodig is, wat ik niet weet, en wat niemand weten kàn. Maar zy die eene moeder slecht noemen, mogen haar 't lief geneesmiddel niet af nemen, dat er tegen slechtheid ligt in den omgang met haar kind. Wanneer eene vrouw zich onbehoorlyk gedraagt, moesten de publieke ministeriën zorgdragen dat ze spoedig 'n kindje kreeg. Dat zou wat zedelyker wezen, dan haar 't dochterje aftenemen dat ze reeds heeft, en dat - zoo iets! - haar zal opheffen. De Wet? Slecht gedrag? Voogdyschap? Eilieve, het staat niet | |
[pagina 28]
| |
eens in de Wet, dat men eene moeder mag berooven van haar kind, en de heeren van den gerichte schynen in hun ‘wet’ evenmin thuis te zyn, als in menschkunde, in gevoel, in kiesheid, in besef van goed en kwaad. De wet is slordig geredigeerd. Dit weten wy. 't Is advokatenwerk, en vertaald bovendien. Maar toch stond ze in dit geval nog boven de uitlegging. Mevr. X. had haar dochtertje niet behoeven wegtestoppen, of naar 't buitenland te brengen. Met de wet in de hand had zy kunnen weigeren het aftegeven. Er staat uitdrukkelyk dat een kind aan zyne ouders eerbied en ontzag schuldig is, en slechts eerbied aan den voogd. (Artt. 353 en 441 B.W). En het 450e artikel van 't Code Civil, waarvan ons 441e een vertaling is, spreekt niet eens van eerbied of welk ander gevoel ook, dat den pupil moet bezielen. Ik laat nu daar hoe zot het is, eerbied voorteschryven. Ga naar voetnoot* Alleen aan de ouders is het kind honneur et respect schuldig. (C.N. art. 371) De hollandsche vertalers hebben er dien ‘eerbied’ voor den voogd tusschengevoegd. Misschien waren er voogden onder die heeren, die inzagen dat ze 'n wet noodig hadden om aan wat eer te geraken. Wy kunnen nu daarlaten waar ontzag begint, en eerbied ophoudt? Alle definitiën zyn moeielyk, en geven dikwyls onbillyk vat op leemte of onjuistheid. Maar in 't midden latende waar de juiste grens is tusschen honneur en respect, is dit toch zeker dat ‘eerbied en ontzag’ sterker uitdrukking is, méér onderdanigheid voorschryft, dan ‘eerbied’ alleen. Nergens lezen wy dat de voogd geheel in de plaats treedt van vader of moeder. Integendeel, er staat uitdrukkelyk (art. 441 B.W.) dat hy voor de persoon van den minderjarige zal zorgdragen, en ‘denzelven in alle burgerlyke handelingen vertegenwoordigen.’ In alle burgerlyke handelingen! Dit staat in 'tzelfde artikel waarin wordt gesproken van dat zorgdragen, en dus als 't ware om uitteleggen: welke zorg. Van vaderlyk gezag is geen spraak, evenmin als van vaderlyke plichten. Een minderjarig kind mag zonder toestemming zyns vaders - of waar deze absent of verhinderd is, van de moeder - het huis niet verlaten. Zulk een recht wordt den voogd niet toegekend. Ouders zyn verplicht hun | |
[pagina 29]
| |
minderjarige kinderen te onderhouden en te voeden. Zulke verplichtingen worden den voogd niet opgelegd. Als de bedoeling geweest ware, den voogd de rechten van ouders te geven, zou de heele omschryving van rechten en plichten der voogden overbodig wezen, en kunnen saemgevat worden in de verklaring: dat de voogd in de plaats des vaders treedt. Juist de uitdrukkelyke bepaling: dat hy opkomt voor de burgerlyke belangen van den minderjarige, sluit de bemoeienis met andere belangen uit, vooral wanneer die bemoeienis in tegenspraak komt met het hooger staand ouderlyk gezag. Waar dit spreekt, moet de voogd zwygen, en zeker zou z'n eerste plicht zyn, den eerbied dien de pupil hèm betoont, te gebruiken als hulpmiddel om dezen te nopen tot het ontzag dat hy verschuldigd is aan zyne moeder. Zoowel volgens de Wet als naar 't gevoel, staat alzoo moederschap boven voogdschap. Een voogd die misbruik maakt van de macht die hem de Wet geeft, om de hoogere macht te krenken, welke door diezelfde Wet wordt gegeven aan de moeder... een voogd die 't kind tot zich roept, dat de nnoeder by zich houden wil... een voogd die met hulp van publieke ministeriën, van deurwaarders en schandaal, den schoonen band tracht losterukken, die 't kind aan de moeder bindt... Zoo'n voogd handelt tegen de wet. Dit ware te vergeven. Men kan tegen de Wet handelen, en redelyk braaf zyn. Maar zoo'n voogd is schuldig aan hartschennis. Hy is voor de rechtbank van elk edel gemoed te veroordeelen wegens ‘slecht levensgedrag’ - van erger soort waarachtig dan afgedwaalde zinnelykheid! - en hy moet dus ontzet worden van de voogdy. Ja, en ook de heeren die hem hielpen aan z'n voorgenomen roof, mogen geen voogden zyn, want ze zyn medeplichtig aan ‘slechtheid.’ Ik vraag elke moeder - braaf of onbraaf - of ik daarin niet recht heb? Er is maar ééne slechtheid, één misdaad, ééne zonde: gebrek aan hart. Ware 't proces tegen mevr. X gevoerd op-grond van vermoeden dat ze 'n kind had verstooten, besteed, weggedaan, verkocht... o, ik zou geen party hebben getrokken voor de onnatuurlyke moeder die schuldig was aan zóó'n misdaad!
Onlangs ontdekte de justitie te Maastricht dat 'n orgeldraaier pogingen aanwendde zich te ontdoen van een kind. Er was gebleken dat hy met z'n echtgenoot-orgeldraaister vertrekken wilde, zonder 't schaap meêtenemen. Die echtelieden hadden waarschynlyk de stukken over Mevr. | |
[pagina 30]
| |
X. gelezen. Zy beraamden middelen om certificaten overteleggen van ‘algemeen erkend slecht levensgedrag’ en wilden zeker, om in 't bezit te geraken van zoo'n document, naar Zwol gaan, waar alle menschen braaf zyn, thorbeckiaansch, ministerlyk braaf. Om de kosten van 't onnoodig heen-en-weêr reizen te vermyden, denk ik, begrepen zy dat het kind niet meêhoefde, daar 't na de slechte gedrags-verklaring die ze zochten, toch in-handen zou komen van 'n schoonvader, of van Nederland. Maar de orgeldraaier en zyne echtgenoot hebben zich vergist. De maastrichtsche justitie, het voornemen dier lieden bemerkende, heeft hun 't kind nagezonden, met last het by zich te houden en opteleiden tot het maken van straatmuziek. En meer nog. Die justitie heeft alöm de autoriteiten doen waarschuwen dat de orgeldraaier en echtgenoot hun kind wilden wegdoen, met aanbeveling die menschen te dwarsboomen in hun verheven plannen. Nu heb ik een paar vragen te doen: Is de justitie wel zeker, dat de man zoo arm is als hy zich voordoet? Immers als hy fortuin had - en wie weet of-i geen armoede huichelt - zou 't zaak wezen hem te helpen in z'n liefelyk voornemen. Ik ben van-goederhand verzekerd dat er administratie-kantoren zyn, die in dat geval zich willen belasten met het beheer van 't vermogen, en met de zedelijke vorming van 't kind. Van de zedelykheid zouden ze niets voor zich nemen. Van 't beheer der middelen 5%. Tweede vraag. Is 't voorzichtig en billyk den orgelman te laten wachten op de certificaten van slecht gedrag, die hy te Zwol gewis krygen zou? Want als hy nu eens op-eenmaal braaf werd, of de Zwollenaars werden par impossible onbraaf, zoodat er hapering kwam in 't produceeren van de bewysstukken, en de Nederlandsche Staat geraakte daardoor in winstderving van een ryken pupil, hoe dan? Derde vraag. Bestaat er een model van de certificaten dien men moet overleggen om afgekeurd te worden als vader of moeder? Was er niemand te Maastricht, die 't den man geven wou? Moest hy daartoe wegreizen met z'n echtgenoot? Is 't geen tyd voor ons yverig ministerie - dat zoo hartelyk zorgdraagt voor de belangen van 't Volk - die zaken eens voor-goed te regelen, opdat Nederlandsche ouders precies kunnen weten hoe ‘algemeen bekend slecht’ ze moeten zyn, om hun kinderen verzorgd te zien? Verbeeld u eens dat men nu tot welzyn van z'n kroost, zich vruchteloos toelegde op ‘algemeene bekendheid’ en op ‘slechtheid’ en er bleek later dat men, na al de moeite, niet geslaagd was in 't voldoen aan de wettige voorwaarden? Dan zou men in verzoeking komen braaf te worden uit moedeloosheid. | |
[pagina 31]
| |
Vierde vraag. Heeft de justitie te Maastricht de ‘autoriteiten’ ook opgedragen toetezien: hoe dat orgelpaar nu 't kind behandelt? Is er ook vrees dat de vormelykheid der Wet, die 't afwees omdat de stukken niet in orde waren, nu gewroken wordt op den armen jongen die 't toch niet helpen kan dat z'n ouders niet diligent waren in: ‘algemeen bekende slechtheid?’ Het hart bloedt by de gedachte aan 't lot van dat schaap. 't Is te hopen dat het jongetje nooit te weten komt, hoe z'n ouders zich beyverden om hem te maken tot pupil van de Nederlandsche Wet. Dat gevoel van te veel zyn in 'n orgelfamilie, moet heel onaangenaam wezen. Maar wèl past deze bydrage tot de kennis der officiëele zedelykheid, als scherpe tegenstelling, by de zaak van Mevr. X.
Wanneer men nagaat hoe de nakomelingschap ons verachten zal by 't beoordeelen van onze beschaving, van onze wetten, van ons gevoel, van onze menschenliefde, van ons geloof - pégé en niet pegé - dan voelt men iets als schaamte by 't erkennen van tydgenootschap, door 't schryven van 'n jaartal. |
|