Volledige werken. Deel 25. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1871-1886 en registers
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdAan MultatuliGij hebt eenmaal moed getoond,
hoe men ook uw naam verachtte,
gij, een koning der gedachte,
in wiens hart geen onrecht woont!
Toen gij optradt, Havelaar,
tegen Insulinde's schande,
voer een rilling door den lande,
beefde menig woekeraar.
Als een zaaier gingt gij voort
uw Ideën te verspreiden,
al wat laag is te bestrijden
met den adel van uw woord.
Geldzucht en gelooverij,
leugens en bekrompenheden,
heel den vloek hebt gij bestreden
der verrotte maatschappij.
| |
[pagina 224]
| |
Voor een oogwenk ging de zon
van de waarheid op, vol luister,
maar de leugen loerde in 't duister,
of zij soms u treffen kon.
En met gift en met venijn
werd uw schoone naam gelasterd,
werd uw schoonste woord verbasterd,
maakte men uw grootheid klein.
Al wie woekert, al wie steelt,
al wie Java uit durft zuigen,
al wie voor den geldzak buigen
staarden siddrend op uw beeld.
En het volk? Getrapt, versmaad,
dat niets leerde dan ellende,
dat geen Multatuli kende,
bleef berusten in zijn staat.
Gij streedt verder, streedt altoos,
vaandeldrager, denker, dichter,
leugenvijand, waarheidstichter-
Werdt gij nimmer moedeloos?
Grijze zanger, zie dan rond,
want het volk begint t'ontwaken,
't volk begint zijn boei te slaken
op uws levens avondstond.
't Volk, dat thans uw naam vermeldt,
zal bij 't strijden voor zijn rechten
in de toekomst kransen vlechten
voor den mart'laar en den held.
|
|