[zomer 1885
Brief van mevr. Ymke Meijer aan mevr. G.C. de Haas-Hanau]
Zomer 1885
Brief van mevr. Y. Meijer aan mevr. G.C. de Haas-Hanau. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.) Fragmenten.
Maandagmorgen!
Lieve Line!
Neen lieve we stelden onze komst niet om het weer maar om geheel andere dingen uit waarvan ik je spoedig op de hoogte hoop te brengenGa naar eind1., die je dan tevens mijn schijnbare lauwheid zullen verklaren.-
Nu ik niets hoorenGa naar eind2. over een mogelyke komst op morgen van Dr de Haas vreezen we dat er niet van komt. (....)
Van Mies kwam er eergister een langen brief waarin ik tusschen de regels las dat de stemming van den armen Dek nog steeds te wenschen overlaat. Wou's schoolgaan of liever de wijze waarop het onderwijs daar gegeven wordt schijnt een bron van eeuwigdurende ergernis - wat te verwachten was. Zijne gezondheid is echter uitstekend en altijd, byna altyd houdt hij zich in den Laubgang op. Mies animeert zeer tot komen - maar 't zal niet gaan vrees ik. Ik spreek wel eenigzins in hieroglypen maar ik prefereer dit voor een praten over dingen die nog niet zeker zijn, ik houd niets van zouen en alsen evenmin van reisplannen die telkens uitgesteld worden. Spreek maar niet meer over mijn komen lieve Line voor ik zelf er over begin. 't Wordt zoo vervelend voor je. Ik wil de dageraad wel graag even hebben. De uitgever beloofde me een exemplaar maar uitgevers beloften zijn over 't algemeen