Volledige werken. Deel 25. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1871-1886 en registers
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[3 mei 1875
| |
[pagina 126]
| |
Identificeer haar dus vooral niet met de bekende jeugdige dame, nu met Multatuli gehuwd, maar neem toch eenige égards in acht omtrent intime verhoudingen. Mijn werkkring voldoet mij evenzeer als ik mij had voorgesteld. Zoo als ik indertijd schreef hinderen mij enkele vormen, terwijl ik andere weer gaarne wil behouden, doch dit ontneemt niets aan de deugdelijkheid en hooge waarde die mijn ambt in mijne oogen heeft. Ik weet reeds wel gedaan te hebben, en nuttig geweest te zijn. Dat was minder het gevolg eener waarheidsliefde, die meer alledaagsch en meer algemeen is dan Multatuli en Gij met vele anderen denken, dan wel van mijne kalme ernst. Heusch geen grootspraak. Eén mijner kennissen toen nog student (nu niet meer) wenschte in Debating-Society stellingen te verdedigen over het pauperisme. De eerste luidde: ‘het pauperisme heeft geen recht van bestaan.’ Die stelling is alleen mogelijk in den mond van iemand die de armoede niet kent of miskent. Maar heb ik niet eenig recht U evenals Multatuli, Mina Kruseman, van Vloten, Marie Anderson, Jhr Hartsen, FeringaGa naar eind2. enz. enz. te verdenken dat gij allen de stelling vooropplaatst: ‘het kwaad (onrecht, onwaarheid, onkunde ...) heeft geen recht van bestaan.’ - Hoe waar wellicht, de stelling is misplaatst in het Concept-reglement waarin wij onszelven onze levenstaak voorschrijven. - Het kwaad bestaat en wij moeten het bestrijden; met welke wapenen moet ieder voor zich weten. De een hanteert den bijl gemakkelijker dan een ander de vijl. Maar zou de wereld u nog te werken geven als recht, recht was en heerschappij voerde. U meen ik niet. Mij wel! Den slechten predik ik deugd, den braven hooger leven en heiliger stemming dan den zeldzamen maar toch louter menschelijken moed van wáárzijn. Het positivisme is meer passief dunkt mij dan actief al klopt het den mantel der onwaarheid soms duchtig uit. - Multatuli's strijd tegen de modernen mist mijne instemming, omdat [hij i]n het onze louter feilen ziet, en zijn eigen modernismen niet meerekent als factor in het onze. - Waarom verzwijgt hij eigen gebreken en misslagen; dit alleen getuigt [dat] hij niet koud is (als Hartsen) voor het fijne kiesche gevoel dat als zedelijk ideaal niet [i]llusoir is maar werkelijkheid bezit, en gezien wordt door ieder die niet geestelijk blind is. | |
[pagina 127]
| |
Maar nu basta! Ik moet heen naar een kransje. Vergeef mijn haast. Vele groeten t.t. D. Post |