Volledige werken. Deel 25. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1871-1886 en registers
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
Aan den dichter MultatuliGeen dichtergeest wordt doodgezwegen,
Geen heldenhart vergeefs beproefd:
Waar' 't wreed miskend, waar' 't diep bedroefd,
- Zijn taak erkennende als een zegen
Gaat immer jong de dichter op;
Elke' andren boei dan 't lot ontstegen,
Beproeft hij eigen steile wegen
Naar 't licht dat afstraalt van den top.
Een damp verberge soms die stralen,
En 't storme vaak, - hem geurt een hof
Omhoog: daarheen! met wat hem trof
In 't vriendlijk veld, in woel'ge dalen,
In 't eenzaam woud bij starrenpracht,
Wat donkre waatren hem verhalen,
Wat heldre hemelen herhalen
Van schoonheid, liefde, moed, en kracht.
En almeer ligt hem 't schouwspel open
Der wereld - bovenal van 't hart;
Al wat er arbeidt, wat er wart:
Haar juichen, schreien, en weer hopen,
Scherp onderscheidend van omhoog-
Hoe ook door meegevoel beslopen-
Weet hij zijn geest tot rust te nopen,
Bezingt hij wat hem diep bewoog;
In zangen strooit hij allerwegen
Zooveel hij vruchten zaamlen mag,
En kweekt wat onrijp nederlag,
En zaait met lust op hoop van zegen;
In zangen streelt hij, schokt en boeit,
| |
[pagina 103]
| |
Totdat zijn volk komt nagestegen...
Of, luistrend nog terneergelegen,
Voor eigen zielsbehoefte ontgloeit.
Die jubel zal veel leeds vergoeden
En binden wat gescheiden ging,
U, koninklijke zwerveling,
Wel vaak gefolterd tot den bloede,
Aan 't volk dat opzag langs uw baan:
‘Verhoog, verheug ons! Wát er woede,
Geef harpzang na den striem der roede...’
- Dank! die veel droeg, heeft veel gedaan.
Maar nog zooveel blijft uitterichten
Voor uwe ons toegestoken hand;
Zij, die weer hartlijk volk en land
Tot meedoen weer den Mensch verplichtte.
Zij leven - werken - u vergund:
Al zaagt ge ook stoute droomen zwichten,
Uw geest zal door veel eeuwen lichten
Wanneer gij doet zoo schoon ge kunt!
|
|