men van geestigheid kwamen over zijne lippen. Zijn talent als causeur was onovertreffelijk. Van den hak op den tak, dikwijls paradoxaal evenals in zijne Ideen, maar altijd geestig en onderhoudend. Nauwelijks werd een onderwerp aangeroerd, of Multatuli wist u er een kijkje op te geven, dat nieuw en origineel was. Hij was dien avond bijzonder opgewekt. Omringd door jonge menschen, die hem oprecht bewonderden met al den gloed hunner jeugd, waarvan velen hem vereerden als een messias, die hem ademloos aanhoorden, alsof zij zijne woorden wilden opdrinken, werd de stroom zijner welsprekendheid door geene onaangename gedachten, door geene wanklanken gestuit. ‘Och jongens, weest toch waar, ik smeek jelui, weest toch altijd waar!’ Welk een indruk maakte dat niet op die jonge harten, die hem als een boetprediker huldigden!
En terwijl hij den eenen trekpot met koude thee na den anderen ledigde (hij dronk nooit spiritualia), grauwde de morgen, voor wij scheidden.