Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[5 augustus 1869
| |
[pagina 706]
| |
doen dienen, dat de kleine artikelen waaromtrent UWED inlichting verzocht, ontleend zijn aan eene aan mij gerigte correspondentie uit Mainz. Ik heb in die stad vele relatien, die ik, na mijn vertrek van den Rijn, ook gedeeltelijk daarom aanhoud, wijl ik er prijs op stel van de stemming in die streken iets meer waarachtigs te weten, dan de bedorven Duitsche bladen durven mededeelen. Mijne berigtjes uit den Mainzer Beobachter - had ik moeten schrijven: van eenen beobachter uit Mainz? - gaven, voor zooverre de mij gegunde ruimte toeliet, eene getrouwe afspiegeling van de denkbeelden der bonne société in Hessen na 1866, en voorzeker zoude het velen Uwer lezers dien het om juiste kennis der toestanden in de meer of min regtstreeks overheerste gewesten te doen is, aangenaam geweest zijn, indien ik de opmerkingen van mijnen Mainzer correspondent meer aaneengeschakeld en volledig hadde kunnen mededeelen, hetgeen ik dan ook waarschynlijk eerlang doen zal. Intusschen blijft het mij een raadsel, hoe men UWED, ter zake van het weinige dat daarvan in Uwe kolommen een plaatsje vond, op inquisitoriale wijze ter verantwoording kan roepen, daar het mij natuurlijker zoude voorkomen - gelijk mij dan ook herhaaldelijk bleek het geval te zijn - dat men UWED hulde bragt voor de bewijzen dat Uwe redactie beter dan anderen in staat was het Nederlandsch Publiek voortelichten omtrent zaken, die door de gewone Duitsche pers, en door hen die zich getroosten daarvan de echo te zijn, meestal jammerlijk worden verwrongen. Een fariseeuws-puriteinsche opvatting van het woord: waarheid, zoude het niet-bestaan van den Mainzer-Beobachter, als dagblad, tot uitgangspunt kunnen maken eener beschuldiging van leugen. De gezonde opvatting der zaak leidt tot afschuw der propagatie van zulke onwaarheden als dagelijks door wèl bestaande dagbladen worden opgedischt. De zin der uitdrukking: ‘men leest in den M.B. dat de stemming in het Hessische allertreurigst is,’ stuit het waarheidsgevoel niet, al zij het dat die Mainzer zijne beschouwingen niet publiceerde in eene courant, maar steeds zal de bewering: ‘Koning Wilhelm werd hartelijk ontvangen te Hannover,’ eene onwaarheid blijven, al leest men dan ook dat berigt à toutes lettresGa naar eind1. in de Kölnische-Zeitung. | |
[pagina 707]
| |
Na beleefde groete heb ik de eer met achting te zyn UWEDDienstwillige Dienaar DouwesDekker Voor zoverre UWED mogt vermeenen magtiging te behoeven tot het gebruik maken van deze regelen, heb ik de eer UWED daartoe zonder reserve te autoriseren, doch niet extractsgewijze S.V.P. DD |
|