Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdLaatste Vijf-en-twintigste mededeeling van Hagiosimandre. (Vervolg van No. 33.)- Had Multatuli wel regt om te zeggen: daar ligt een Roofstaat tusschen Oost-Friesland en de Schelde? - Ik geloof het niet! - Hij had moeten zeggen, daar ligt een land tusschen die beide grenzen, waar eene menschensoort woont, bij welke, zoo als het schijnt, geen bloed, maar drabbig water door de aderen vloeit. - Dat volk werd eens, volgens een voor mij liggend weekblad ‘un tas d'imbécilles’ genoemd. - Dat geloof ik ook niet! - In mijn laatste mededeeling schreef ik: Vrouwen van Nederland! Hebt gij dan niets over, voor den jammer van Multatuli? | |
[pagina 586]
| |
Vrouwen van Nederland! Zult gij de kleêrtjes van Max en Nonnie laten verkoopen? Adellijken in Nederland! zult gij Tine, eene geboren baronesse, niet in staat stellen, hare lieve kleinen te kleeden. Christenen! Zult gij eene vrouw en hare twee lievelingen gebrek laten lijden, omdat haar echtgenoot het lijden onzer natuurgenooten, en uwe minder christelijke ongevoeligheid met zoo sombere kleuren schildert? Het is de laatste maal, dat ik een beroep op uw hart en gevoel doe. Maar dat ook mijn gevoel door uwe hardvochtigheid niet verstompt. Geef mij de klinkende bewijzen, dat gij het met liefde tot uwen naasten wel degelijk meent. Doet gij dit niet, dan neem ik voor altijd afscheid van u! Zoo schreef ik... Welnu! Vrouwen van Nederland! Adellijke Christenen! Gij hebt mij beschaamd! Ja waarachtig! Ik moet mij schamen, dat ik zóó dom was van uwe welwillende Christelijke liefde te verwachten, dat gij zonder ophef wel zoudt doen. Ik schaam mij voor mijne Stad- en Landgenooten. Ik schaam mij, omdat ik mij overtuigd houd, dat als ik een beroep op vreemdelingen gedaan had, die mij welligt zouden geholpen hebben. Ik schaam mij, omdat ik zoo veel inkt en papier nutteloos heb verkwist. Ik schaam mij, omdat ik in eene Christen-maatschappij mijne hoop stelde. Ik zal het niet weer doen. Dat beloof ik u. Ik beloof u. Ik wil verder niets zeggen. Gij zijt nog niet wijzer. (....) |
|