Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVier-en-twintigste mededeeling van Hagiosimandre (Vervolg van No. 12.)Toen de Max Havelaar verscheen en gelezen was, ging er ‘zoo zeide een lid der Kamer’ eene rilling door het geheele land. Dat was de tweede maal, dat ik van eene rilling door het geheele land hoorde gewagen. Ik rilde echter niet, maar ik was boos. Boos, zeer boos, zelfs zoo boos, dat als ik, zoo als menig suiker-contractant f200.000 of nog wat veel meer inkomen door middel van de Javanen had, ik uit pure boosheid Amsterdam hadde verlaten en mijne inkomsten in den vreemde ware gaan verteren. Het is verschrikkelijk, dat er tegenwoordig menschen gevonden worden, die het in het hoofd krijgen om nu en dan te vragen: - Hoe is deze of gene aan zoo veel geld gekomen? Net precies alsof dit er iets toe doet. Hebben is hebben, doch krijgen is de kunst. Wat maakt het uit, of aan dat geld zweet en bloed van arme duivels zit? Dat is après tout toch maar beeldspraak. | |
[pagina 584]
| |
Ik heb nog nooit geld gezien dat met bloed en zweet bevlekt was. Dat zijn dus maar praatjes. Die mishandeling van den Javaan? Gekheid! Praatjes! Wat zijn die menschen toch dom. Daar hebben eenige leden van de Kamers het door Multatuli uitgevonden woord Droogstoppel gebruikt, zonder dat zij, even als ik tot nu toe, wisten wat dit woord beteekende. Ik had er voor mij zelf reeds een denkbeeld van gemaakt. Doch nu ik de beteekenis weet, moet ik er voorzigtig mede zijn. Men kon het zich eens aantrekken. Ik wil u toch zeggen wat een Droogstoppel is. Zie hier wat Multatuli daarover zegt. - Droogstoppel nu - ik heb dien man meegemaakt, ik heb het regt te vragen hoe, wat en wie hij is, - Droogstoppel is de gemeene dief minus den moed om in te breken. Droogstoppel is de farizeër, die weduwen en wezen opeet, en kushandjes toewerpt aan een eigengemaakt godje, dat hem helpt in de digestie. Droogstoppel is de bloedzuiger, die opzwelt van onregtvaardig verkregen goed, maar eene veerkrachtige magerheid bewaart, om zijn vooze opgeblazenheid binnen te persen, door de enge poort. Droogstoppel is de femelend, laffe, gierige schriftuurlijke gaauwdief... Ik heb vergeten te zeggen, of Droogstoppel liberaal of behoudend is. In de Kamer heeft men de goedheid gehad, die gaping aan te vullen. Liberalen hebben tot behouders gezegd: - Gij Droogstoppel! En behouders hebben geantwoord: - Droogstoppel gij! En ik? wat ik antwoord? Ach, ik zie in, dat ik een prophetische geest had, op het oogenblik toen ik (zie pag. 139 van de Minnebrieven) die vertelling gaf van een paar twisters op Amboina, die elkander onaangenaam hadden bejegend. - ‘Ga gerust naar huis, o Josef en Abraham... of Ezechiel, gij beiden hebt volkomen gelijk’. Ik verklaar overigens mij geheel te vereenigen met de opinie van | |
[pagina 585]
| |
den heer Wintgens, die de vraag deed, of niet de ergste Droogstoppels de zoogenaamde vrijarbeiders waren, wijl die den Javaan meer regtstreeks uitzuigen, dan hunne confraters op de Lauriergracht? Ik zeg volmondig ja op die vraag. Maar ik constateer tevens, dat de heer Wintgens door zijne superlatieve graden (‘of dat niet de ergste Droogstoppels waren?’) zich beweegt in den omtrek der paragraphen onzer schoolboekjes, waarboven stond: ‘Over de trappen van vergelijking,’ en dat er dus maar sprake is van wat meer of min droogstoppelig... Nederlanders, gij staat mij toe, hoop ik, voor Droogstoppel te lezen: ellendeling! Welnu, in uwe vertegenwoordigende kamers is de vraag geopperd, onder welke van die beide dusgenoemde staatspartijen de ergste ellendelingen zijn. Br... daar krijgt men eene rilling van. (....) |
|