Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 495]
| |
Nagekomen brieven en dokumenten
| |
[pagina 497]
| |
In tegenstelling tot de dokumentatie over het jaar 1887 bevat het hierna volgende ‘bezemwagendeel’ een uitgebreide en zeer gevarieerde verzameling teksten van Multatuli's hand. Zo dook recentelijk in het bezit van het Multatuli Museum een onbekende, geheel uitgeschreven versie op van een in 1869 voor de Vereniging ‘Vrije Studie’ in Delft gehouden lezing over de betekenis van het begrip beschaving en de schamele reikwijdte daarvan in de toch al zóveel eeuwen gekerstende Westerse wereld. Maar ook de schrijnende korrespondentie met broer Pieter uit de verlofperiode vindt nu pas een plaats in de Volledige Werken, na voorheen in Tirade te zijn gepubliceerd. Voor wie de latere ontwikkelingen kent is het bij uitstek pijnlijk op de voet te kunnen volgen hoe de jonge Eduard zijn oudere broer Pieter, karig bezoldigd dominee met een groot gezin in Den Helder, aan de bedelstaf dreigt te brengen met zijn ongefundeerd vertrouwen in toekomstige rijkdom. Door nieuwe vondsten is nu ook pas duidelijk hoe de in latere jaren zo belangrijke relatie met Lina de Haas-Hanau in eerste instantie is ontstaan. In februari 1878 blijkt zij een verontwaardigde reaktie te hebben gekoncipieerd op een negatieve bespreking van Multatuli's lezing in Rotterdam. In dit deel kan de lezer nu tevens alle korrespondentie vinden die de auteur op de omslag van de afleveringen der Ideèn liet afdrukken; en daar is natuurlijk Multatuli's fameuze antwoord bij op het allereerste kontaktzoeken van Mimi. Prachtig is ook de nu bekende briefwisseling met de firma Enschedé & Zonen over de truc met de ‘Mainzer Beobachter’, de door Multatuli verzonnen krant die hem in staat stelde zijn eigen meningen te geven in zijn korrespondenties over Duitse politieke kwesties. Hoezeer Multatuli het maandelijks honorarium van f25, - ook nodig heeft, toch weigert hij de oerkonservatieve uit- | |
[pagina 498]
| |
gevers van de Opregte Haarlemsche Courant naar de mond te praten, in een scherpe uiteenzetting van zijn standpunten (18 januari 1870) speelt hij zelfs volledig open kaart. De meest levendige en ongedwongen brieven van Multatuli zijn wel die aan Carel Vosmaer; daarvan is een groot aantal te voorschijn gekomen uit het sinds enkele jaren in het Rijksarchief berustende Vosmaer-archief; ook Mimi dweept met deze hartelijke en toegewijde vriend en onderhoudt met hem een spontane, openhartige korrespondentie. Bizar is de nu geheel te volgen ontwikkeling van Dekkers schriftelijke kontakten met de beide Cohen Stuarts. De romantische verering van de zoon is typerend voor die van menige andere ‘geestverwant’; vaak volgde op een aanvankelijke, haast pijnlijk-kritiekloze bewondering een plotselinge omslag die tot bittere vervolging kon leiden. In het geval van Cohen Stuart jr. zien we deze in de periode 1874-'75 zelfs duidelijk bezig munitie te verzamelen voor een dodelijke aanval, waarvoor hij niet schroomt gretig naar roddels te informeren bij Marie Anderson en bij niemand minder dan de brave ds. Post. Ronduit vermakelijk zijn de nu beschikbare getuigenissen over de geschoktheid waarmee zelfs familieleden reageerden als ze er zich rekenschap van gaven hoe radikaal en onomkeerbaar Eduards atheïsme was; neef Engel betoont zich nog in januari 1882 verbaasd dat zijn geschenk voor Wouter, een kinderboek-met-veel-God-erin, niet zonder meer welkom is, en het is opmerkelijk dat Dekkers beroemde brief aan Kruseman van 1851 al op 23 oktober van dat jaar bij broer Pieter in Den Helder bekend blijkt te zijn en onrustbarend goddeloos wordt bevonden. Het bezem wagendeel biedt zo in enkele honderden bladzijden een vogelvlucht-overzicht van Dekkers hele leven, te beginnen met zijn geschreven portret als opstandige 18-jarige, tot en met de verontruste briefwisseling tussen zijn vrienden in december 1886 over ‘Dek’'s wankele gezondheidstoestand. In dit deel XXIV is de ‘Bezemwagen’ dokumentatie opgenomen tot en met 1870. De beoogde opzet, op grond waarvan de Volledige Werken in principe iedere door Multatuli nagelaten letter dienen te bevatten, leidt ertoe dat wij in dit deel ook varianten geven van eerder al opgenomen werk, als authentieke handschriften daarvan inmid- | |
[pagina 499]
| |
dels boven water zijn gekomen, dat wij ook doorgestreepte passages weergeven als die nog te lezen zijn, dat wij enkele verworpen scènes van Vorstenschool publiceren en dat wij inscripties en opdrachten in boeken volledig dokumenteren voor zover zij ons onder ogen zijn gekomen. Toch zal - met ons - menigeen weemoedig denken aan het vele dat verloren moet zijn gegaan en aan al het andere dat na de huidige afsluiting van de kopij ongetwijfeld nog boven water zal komen. HvdB |
|