Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli en zijn narren.Wij hadden reeds vroeger gelegenheid onze lezers te herinneren aan de zeer juiste opmerking van Max NordauGa naar eind1. in zijn Conventionellen Lügen der Kulturmenschheit, dat ieder mensch van eenige beteekenis omringd wordt door een zeker aantal clowns, die wanen, dat van de grootheid van hun ideaal iets op hen afstraalt.- - Koningen, staatslieden, schrijvers, tooneelspelers, cirkusclowns, zij allen worden omringd door een aantal bewonderaars, die in eigen oogen zich verhoogd wanen door dien omgang. Het was niet denkbaar, dat MULTATULI van dat eigenaardig soort vrienden verstoken zou zijn gebleven en wij wisten trouwens, dat het aantal Multatuli-narren - gelijk Van Vloten ze even scherp als juist noemde - aanzienlijk was. Zoo komt een hunner ons in het Nieuws van den Dag vertellen, dat Douwes Dekker zittende op een stoel overleden is en dat hij kort voor zijn dood nog zijn ‘Rammelslag’ heeft voorgedragen. De heer Zürcher, wien de eer te beurt viel bij beide gebeurtenissen tegenwoordig te zijn, verdient nu voorzeker, dat men hem op straat met den vin- | |||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||
ger aanwijst: ‘daar gaat die ZÜRCHER, die zoo goed met Multatuli bekend was.’ Intusschen, zulk een Multatuli-nar is vrij onschuldig, - hij spreekt ten minste van zijn ‘meester’ geen kwaad; veel schadelijker en kwaadaardiger is het soort, waarvan TACO H. DE BEER het specimen uitmaakt. Deze algemeen ontwikkelde letterkundige, die een twintigtal tijdschriften redigeert, in honderd anderen schrijft, aan een Burgerschool leeraart en beëedigde ‘translaten’ levert, heeft een bijvoegsel van zijn weekblad De Portefeuille aan Multatuli gewijd en, het zij reeds dadelijk gezegd, zijn tijdschrift en den naam van Douwes Dekker ontwijd door het publiceeren van eenige stukken van een brief, op 1 Mei 1883 door Multatuli geschreven en door hem voorzeker niet tot openbaarmaking bestemd, hij die zelf daarin schrijft: ‘M'n tegenzin in schryvery is nog erger waar 't op drukken, corrigeeren en uitgeven aankomt.’ Wat deert Taco H. de Beer die onkieschheid echter, als zijn eenig doel is den volke te verkondigen op welken goeden voet hij met D.D. stond en daartoe o.a. het facsimile eener briefkaart geeft (dato 12 Juni '83) waarin wij lezen: ‘Hebt ge geen lust met uw echtgenoote eens hier te komen? Misschien is dat goed voor haar en u. Ge zult hier welkom zyn.’ Ziet hier den ‘Multatuli-nar’ in zijn volle glorie, die ‘zich vastklemt aan zijn naam om met hem en door hem beroemd te worden.’ Het kwaadaardige van dezen nar blijkt het duidelijkst uit de zoogenaamde biographie, die hij van D.D. geeft en die doorspekt is met allerlei liefdelooze opmerkingen, die men voorzeker in een ‘in memoriam’ niet verwacht. In die regelen toch wordt
| |||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||
Is't genoeg, lezers? Een zonderling in memoriam, niet waar, waarin op suikerzoeten toon verteld wordt dat allerlei meidenpraatjes (zie no. 9) onwaar zijn, maar waaruit de belagers van Multatuli's naam niet zullen nalaten allerlei gif te zuigen. Douwes Dekker had het eens moeten weten hoe de man, dien hij in 1883 zoo hartelijk te logeeren vroeg, vier jaren later over hem schrijven zou; wat zou hij zich met walging van hem hebben afgekeerd of hem ‘met zijn talent van typeeren, als een schadelijk insect bestreden hebben.’ Maar misschien deed Multatuli's scherpe blik hem reeds den nar in zijn lateren biograaf zien en werd de correspondentie kort na 1883 gestaakt. Waarom anders in 1887 juist met zulke oude brieven aangekomen, als er latere en belangrijker te vinden zijn? Het is een treurig verschijnsel, dat bij den dood van een groot man een aantal lieden te voorschijn komen, die zich van een stukje van zijn roem willen meester maken, na hem, gedurende zijn leven, doodgezwegen of verguisd te hebben. Zoo het Handelsblad, dat in zijn Zondagsnummer een lofrede op Multatuli houdt, na bij zijn leven nimmer een regel aan zijn werken en streven te hebben gewijd. Zoo de Gids, die met een biographie aankomt na hem 30 jaren lang te hebben genegeerd, en zoo de Portefeuille, die aan Taco H. de Beer gelegenheid gaf in hare kolommen zijn vuil te lozen. Al diegenen die, nu Douwes Dekker de oogen gesloten heeft, met ophef komen verkondigen hoe hoog zij hem stelden en hoe zij | |||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||
geestverwant van hem waren, kunnen een voorbeeld nemen aan de redactie van het Katholieke Journal de Bruxelles, een tegenstander dus, die hare mededeeling van Multatuli's dood met de volgende liefdevolle woorden besluit: ‘Indien Multatuli veel gezondigd heeft, hij heeft ook veel lief gehad. Laat ons daarom hopen, dat zijn dood in de vrijwillige ballingschap kalm geweest zij en dat hij in vrede zij opgegaan naar zijn Schepper!’ Zoo zij het! |
|