Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli
| |
[pagina 224]
| |
nen, weigerde hij met fierheid zoolang hij nog werken kon. Eerst toen ook dit niet meer ging moest hij wel aannemen. Voor de vorming van het Multatulifonds deed men een beroep op de pers, en ziet, toen schreef het Handelsblad daartegen: ‘Hij heeft de kerken ontledigd en onze jongeren vervreemd van den godsdienst!’ - zoo schreef, zoo waar ik leef, het Handelsblad. Dit was meer dan de onmenschelijke weigering eener gave. Het was vervolgzucht, want daardoor werd aan velen, een ongevraagde maar welkome vrijbrief om ook te weigeren, aangeboden. En de oprichters van het fonds (de heeren Vitus Bruinsma, van der Goes, DuitzGa naar eind1. enz) zijn de eenigen die u kunnen zeggen hoeveel die oprichting daardoor geschaad is. Wie zich zoo heeft aangesteld bij zijn leven, dien past de loftrompet allerminst bij zijn dood. En er is wel geen schrijver voor wien daaraan zoo weinig behoefte bestaat als voor Multatuli. Zijne werken hebben hem de onsterfelijkheid verzekerd en zijn één doorloopende aanklacht tegen ons. Zelf zei hij in den Havelaar: Dit boek is een adelbrief voor kleine Max en zijn zusje, als hunne ouders zullen zijn omgekomen van honger en gebrek, als zich bewust van het lot dat eenen onafhankelijken geest beschoren is. Zijn ongeluk - zegt Huet - was stijl te hebben en.... Nederlander te zijn! Enkele bladzijden uit zijn Max Havelaar, uit zijne Ideeën, uit zijne Minnebrieven zullen blijven leven zoolang er Nederlandsch gesproken en geschreven wordt - zegt Dr. Jan ten Brink - in het Weekblad De Amsterdammer. Zou het onbescheiden zijn om met dien heer auteur van meening te verschillen en voor enkele bladzijden te lezen meerdere zijner werken? Zoolang er Hollandsch gelezen wordt, zullen heele geslachten genieten van zijne geschriften, als ten onzent nog nooit een schrijver te genieten gaf. Was niet alles nieuw wat hij gaf, zoowel de vorm als de inhoud? Het was zonneklaar dat die schrijver anders dacht dan de rest van de menschen en dus ook anders schreef dan de rest van de schrijversbent. Maar wij gaan hier niet verder op in. Ik zie daar dat de heer van Hall over Multatuli handelt in... De Gids. Men mag zoo vragen: in de Gids? Want daar is reden voor. De behandeling toch, bij zijn leven, van de Gids ondervonden, was de | |
[pagina 225]
| |
oorzaak dat Multatuli op zekeren dag besloot: niet meer in het Hollandsch te schrijven. Hij werkte voortaan in het DuitschGa naar eind3.. In de Gids werd zelfs eens bij eene opsomming onzer hedendaagsche letterkundigen, zijn naam vergeten. En dat heeft hem diep gegriefd, zoo gegriefd dat als het waar is dat er eene gemeenschap der geesten bestaat, - hij er nu nog iets van ontwaart, nu men in dienzelfden Gids zijn lof zal spellen... nu hij dood is! Wat die man inderdaad geleden heeft, is onbeschrijfelijk! Voor de geheele officiëele wereld bestond hij niet: Ridderorden bestonden wel - maar niet voor hem. Bij ledige leerstoelen - men dacht niet aan hem. En ik herinner mij dat bij het laatste feest der Utrechtsche Hoogeschool, in het weekblad van De KooGa naar eind2. een ironische nabetrachting werd geleverd, over de bij die gelegenheid honoris causa benoemde doctoren, en toen ook gevraagd werd ‘of bij de groep denkers ook Multatuli niet had kunnen bedacht worden.’ Zeer terecht. Laat ons dus maar niet al te hoog gaan in ons roemen op Multatuli - daar is veeleer stof tot zelfbeschaming, want allen hebben wij te weinig voor hem gedaan. Eén ding is bevredigend, zelfs vermakelijk. Hijzelf is niet lang dupe geweest van ons mooiprijzen en nietsdoen. En naar hartelust heeft hij ons dan ook uitgekleed. ‘Publiek! (dat zijn wij Nederlandertjes!) zoo schetterde zijn kokende ziel - Publiek! ik veracht u met groote innigheid’. Men voelt daarbij iets alsof hij dan smulde. Zoo'n gouverneur-generaal Duymaer van Twist - wat heeft hij hem vastgepakt bij den vergulden kraag, hem afstraffende als een scheepsjongen met een driestrengGa naar eind4.. Zoo'n officieele professor Bosscha! Wat heeft hij hem vernietigd, hem en zijn boek over Pruisen. Met zijn éene woord (hoeveel nieuwe woorden heeft hij niet geleverd!) ‘zaalbergerij’ - verlamde hij de heele moderne domineesrichting. Zoo'n Fransen van de Putte - hoe heeft hij diens naam speciaal voor eeuwig vastgeklonken aan onze schandzuil in Atjeh! en zijn brief aan den koning over de openingsrede (Wiesbaden September 1862) is op zichzelf niet alleen een daad, maar een overwinning. Van Atjeh begint de neerlaag. We weten er iets meer van dan | |
[pagina 226]
| |
m'nheer van de Putte en z'n opvolgers - zoo klonk het en de uitkomst heeft de profetie bevestigd. De publieke aanklager klaagt nog aan... NU HIJ DOOD IS. |