Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
Multatuli.De grootste denker, dien Nederland, althans in deze eeuw, heeft voortgebracht, is niet meer. Terwijl verleden Zaterdag geheel ons vaderland zich verblijdde in het dynastieke feest ter vereering van zijn jarigen koning, door vuurwerk, eerepoorten, illuminatie en straatgezang, ontsliep, volkomen onopgemerkt in een afgelegen plaatsje van Duitschland, stil en kalm de vorst der vrije gedachte, de virtuoos der Nederlandsche letterkunde, de verdediger van recht, niet het minst voor den Javaan. Eene advertentie, in een der Hollandsche bladen verscholen, bevatte laatstleden Maandagochtend, de kennisgeving van het overlijden van Eduard Douwes Dekker te Nieder-Ingelheim op zes en zestig jarigen leeftijd. Zijne vrienden konden het niet gelooven, omdat de laatste berichten omtrent zijnen gezondheidstoestand van herstel spraken, en toch was het maar al te waar. De laatste dagen gevoelde hij zich betrekkelijk nog zoo goed. Ofschoon hij af en toe last van benauwdheid had, bewaarde hij zijn opgeruimdheid van geest. De nachten werden steeds moeielijker, maar tot Woensdag toe kwam hij op zijn gewonen tijd naar beneden. Vrijdag week de benauwdheid niet en Zaterdagmorgen sliep hij zachtkens in, om niet meer te ontwaken. Woensdag 23 Februari had de verbranding van Douwes Dekker's lijk in den lijkoven van Gotha plaats, in tegenwoordigheid zijner innig bedroefde weduwe, van een tweetal bloedverwanten en van twee oprechte vereerders van den grooten man, uit Nederland, die op het eerste bericht van zijn overlijden de reis naar Duitschland aanvaardden, om te voorkomen, dat, evenals bij het overlijden van Huet, Nederland niet vertegenwoordigd zou zijn bij het bewijzen van de laatste eer aan een zijner grootste zonen. Geene toespraken werden gehouden - slechts kransen werden op de baar nedergelegd, bloemen er op gestrooid. Ik begrijp en waardeer dat stilzwijgen - wie waarachtig bedroefd is, kan bij zoo'n afscheid niet spreken - wie bij zoo'n afscheid welsprekend is, is niet waarachtig bedroefd. En wie onzer zal durven beweren, dat sedert hij tot jaren van onderscheid is geko- | |
[pagina 186]
| |
men, een lijkreden den indruk op hem heeft gemaakt, dien zij bedoelde? Bij zijn lijk heeft men dus niet gesproken, maar dat was ook niet noodig, want Multatuli zal voor zich zelven spreken, zoolang onze taal gelezen wordt. De invloed van Multatuli, ook voor de toekomst, is niet te overschatten. Is hij het geweest, die voor de meer beschaafden door zijne klemmende betoogen, zijne meesterlijke sailliesGa naar eind1., zijn snijdend sarkasme ruim baan heeft gemaakt op het gebied van de vrije gedachte, of de laatste hinderpalen voor het vrije denken heeft weggeruimd, zoo schijnt het mij in den aard der dingen te liggen, dat naarmate ook de arbeidersklasse zich meer dan voorheen op geestesontwikkeling zal toeleggen (en de democratische strooming brengt dat noodzakelijk meê), de ideeën van Multatuli steeds in ruimer kring zullen worden begrepen en gewaardeerd. Hoeveel dank zijn wij jongeren (thans reeds bijna ouden van dagen) niet aan Multatuli verschuldigd - wij, wien, nu vijf en twintig jaar geleden, door hem de oogen geopend werden - en die in een nieuwe wereldbeschouwing werden ingeleid, die ons van alle halfheid genas, en ons een vasten bodem gaf onder onze voeten. Alleen zij, die dien soms langdurigen strijd tusschen supranaturalisme en realisme hebben gestreden, weten wat Multatuli voor velen geweest is en voor meerderen nog wezen kan. En daaraan schrijf ik het toe, dat zoovelen van het nieuwe geslacht, die dien strijd niet hebben meêgemaakt, omdat de zon reeds in hunne kringen was opgegaan, toen zij in de wieg lagen, van Multatuli's beteekenis zoo weinig begrip hebben. Over Multatuli's letterkundige verdiensten slechts een enkel woord. Een betoog daarover schijnt even ongepast, als dat over de schoonheid van den zonsopgang. Men geniet dat laatste schouwspel, en gevoelt dan beter dan door de geleerdste beschrijving, hoe overheerlijk het is. Wat men ook leest van Multatuli - de oostersche toespraak tot de hoofden van Lebak, de roerende Saïdjah's vertelling, de samenspraak der Koningin en hare moeder in Vorstenschool, of de behandeling van het meest burgerlijk banale onderwerp van ge- | |
[pagina 187]
| |
sprek tusschen de leden der familie Pieterse, steeds is de vorm, waarin de gedachten worden uitgedrukt, onberispelijk. Men probeere diezelfde gedachten eens in een anderen vorm te kleeden - en men zal bevinden, dat hij het beste geleverd heeft, wat geleverd worden kon. Doch meer dan om zijn stijl (al prijzen wij dat uitnemend voertuig) geniet Multatuli onze warme sympathie, omdat hij bij al wat hij deed en schreef, zich geheel gaf. In zijne velerlei geschriften leert men den ganschen man kennen, zonder dat één schuilhoek ons iets verborg. Bijna ieder auteur heeft voor zijn publiek slechts een deel van zijne wetenschap of kennis beschikbaar - en houdt zijn hart of een deel van zijn hart tehuis. In Multatuli's geschriften ligt zijn geheele gemoed, zijn geheele verstand, zijn geheele persoonlijkheid. En dat is het, wat in Multatuli's geschriften, ook afgescheiden van den onverbeterlijken stijl, zoo inneemt en medesleept en overweldigt. Onverdeeld geeft hij zich aan zijn publiek, zelfs als hij het zegt te verachten. En doordat hij zich geheel geeft, trekt hij ook ieder tot zich, omdat uit zijne geschriften noodzakelijk voortvloeit, dat hij is goed en rechtvaardig. Den Max Havelaar schrijven en niet goed en rechtvaardig zijn - is eenvoudig eene onmogelijkheid. Zien wij eens rond in onze werkende en zwoegende en kruipende maatschappij - wie, al heeft hij den mond nog zoo vol van zelfopoffering, waarheidszin en wat dies meer zij, wie onzer geeft zijn betrekking, de bron van zijn bestaan, prijs ter wille van rechtvaardigheidszin. En dat deed Multatuli. Zijn gezin werd daardoor tot den bedelstaf gebracht, en Eduard Douwes Dekker zou broodsgebrek hebben moeten lijden, wanneer niet eenige zijner vrienden hem in de laatste jaren eene kleine lijfrente hadden verzekerd. Zijne weduwe en zijn pleegkind Wouter, zoo geheeten naar den held van een van Multatuli's meesterstukken, laat hij in bekrompen omstandigheden achter. | |
[pagina 188]
| |
Zal Nederland zijn plicht doen of meent men met een paar kransen, aan de nagedachtenis van Multatuli gewijd, genoeg gedaan te hebben? Voor een standbeeld, weest er niet bevreesd voor, zal het nageslacht zorgen, dat is onze kommer niet. Maar thans nu Multatuli niet meer is, ligt op ons Nederlanders de naastbijliggende plichtGa naar eind2. om te zorgen voor wat hem het liefste was, wat hem het naast aan het harte lag. Wat deed Multatuli voor ons, en wat deden wij voor hem, is eene vraag die ook hier past. En ik twijfel dan ook niet of, wanneer binnenkort een stem in Nederland opgaat, krachtiger dan de mijne, die ons aan den plicht herinnert om voor Multatuli's weduwe en Multatuli's pleegkind te zorgen, ter eere van den man die zich offerde voor de waarheid, en laten wij het er bijvoegen, ter eere van onszelven - die stem zal worden beantwoord op eene wijze den grooten denker en het Nederlandsche volk waardig. HOMO SUMGa naar eind3.. |