Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdEduard Douwes Dekker.
| |
[pagina 183]
| |
Bosboom-Toussaint, Busken-Huet, Douwes Dekker - onherstelbare verliezen heeft hun dood in een kort tijdsverloop aan onze nationale letteren berokkend. Reeds lang had Douwes Dekker de pen neêrgelegd, waarmeê hij zijn Max Havelaar, zijne Minne-Brieven, zijne Ideeën, zijn Vorstenschool had volschreven. Voor zijn letterkundigen roem behoefde hij niets meer te doen. Zoo eenig auteur in Nederland op waardeering mocht rekenen, dan zeker Multatuli. Voorstanders en tegenstanders kwamen op dit punt geheel overeen. Indien het waar is, dat een auteur zal leven door zijn stijl, dan boven allen Multatuli. Busken Huet, die wel eens te schielijk toegaf aan zijne neiging om iets scherps te zeggen over Nederland, meende, dat het Multatuli's ongeluk geweest was, Nederlander te zijn en stijl te hebben. Mij dunkt, het is een tragisch feit, dat Douwes Dekker voor de nakomelingschap zal leven door dienzelfden stijl, van welken hij zelf niets goeds wilde hooren. Ik heb hem met onstuimigen toorn zien uitbarsten over het feit, dat men zijn stijl mooi vond. Het was op het elfde Letterkundig Congres te LeuvenGa naar eind2., in den zomer van 1869. De leden waren des avonds vereenigd in een gebouw dat de Leuvenaars ‘het beloik van Willem Feel’ noemden. Daar zaten eenige Hollandsche mannen en vrouwen, meest ‘pennisten’, en Douwes Dekker kwam er zich bij aansluiten. De nu reeds lang gestorven Haagsche kunstkenner Tobias van WesthreeneGa naar eind1. maakte de opmerking, dat het voor niemand schande is geprezen te worden wegens zijn stijl, als hij inderdaad het talent bezit van Multatuli. Toen stoof hij op: - ‘Mooi schrijven! Ik wil er niets van hooren! Ik veracht alle mooischrijverij: Waarom? Wel, als ik u vertel, dat men mijne moeder heeft vermoord, mijn vader aan de galg gehangen, mijn vijf broers heeft vergiftigd, en dat mijne zeven zusters eene onaangename behandeling ondervonden van een regiment kurassiers.... als ik u dat vertel, en u antwoordt: Dat is mooi verteld, ga zoo voort! dan draai ik u den rug toe!’ Met groote woede en luide werden deze woorden uitgesproken, van daar dat ik ze naar de letter onthouden kon. Juist door den stijl zijner werken zal Douwes Dekker voor het nageslacht leven. | |
[pagina 184]
| |
Het eigenaardige zijner persoonlijkheid, of groote bewondering of fellen tegenstand te oogsten, waar hij optrad, wijst op het ongemeene van zijn geestesgaven. Hij werd vergood of verguisd, bemind of gehaat, ten hemel verheven of naar den afgrond geslingerd. Voor velen scheen hij een engel des lichts, voor niet weinigen een daemon der verschrikking. De Nederlandsche jongelingschap trok meestal met geestdrift zijne partij, mannen van middelbaren leeftijd lieten zich zoo snel niet meêslepen. Een fijn ontwikkeld en uiterst smaakvol man als Mr. C. Vosmaer zong zijn hoogsten lof, een scherpzinnige en onafhankelijke geest als Dr. J. van Vloten sprak de scherpste blaam over hem uit. Van de luidruchtige aanvallen en zonderlinge krijgsverrichtingen eener Mina Krüseman kan hier gevoegelijk gezwegen worden. Als eerlang de tijd zijn verzachtenden invloed zal hebben doen gelden, zal ook van vergoding en verguizing zoo veel verdwijnen, dat het ware beeld des mans en des kunstenaars onpartijdig kan worden geschilderd. Tijdgenooten zijn niet altijd de onpartijdigste beoordeelaars. In elk geval mag het bericht van Multatuli's verscheiden aan geen Nederlander, die zijne vaderlandsche letteren lief heeft, onverschillig zijn. Hoewel zijne bewonderaars er herhaaldelijk op terugkwamen, dat Douwes Dekker grooter denker dan schrijver was, meen ik met grond te mogen verwachten, dat latere geslachten juist het tegenovergestelde zullen doen. Enkele bladzijden uit zijn ‘Max Havelaar’, uit zijne ‘Ideeën’, uit zijne ‘Minne-Brieven’, zullen blijven leven, zoolang er Nederlandsch gesproken en geschreven wordt.
Dr. JAN TEN BRINK. |
|