Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Multatuli.Op denzelfden dag waarop de vorst, tot wien hij zich richtte als tot den ‘meer dan Koning en Keizer, Sultan van het Rijk van Insulinde,’ te midden zijner feestvierende onderdanen zijn 70e geboortedag vierde, overleed op vreemden bodem, de man die deze onsterfelijke woorden gedicht heeft. Op 67 jarigen leeftijd overleed n.l. te Nieder-Ingelsheim E. Douwes Dekker, een man die een geheel eenige plaats zal innemen in de geschiedenis onzer letterkunde, maar vooral ook in de geschiedenis onzer koloniën. Op circa 18 jarigen leeftijd vertrok Douwes Dekker met zijn vader, een Koopvaardijkapitein, naar Java en werd al spoedig aangesteld tot adjunct-commies ter secretarie waar hij echter slechts een korten tijd verbleef. Reeds spoedig werd hij overgeplaatst naar Sumatra's Oostkust, waar zijn eenig gezelschap bestond uit een vier- of vijftal Europeanen, die in ontwikkeling en beschaving verreweg beneden hem stonden. Dáár begon hij dan ook de autocratische en meesterachtige manieren aan te nemen, die hem later bij zoo velen gehaat zouden maken, en toen hij naar Java terugkeerde ging hem dan ook de roep van ‘een lastig man’ te zijn, reeds vooraf. Intusschen klom hij op tot den rang van assistent-resident, welke betrekking hij in onderscheidene afdeelingen bekleedde, het laatst in Lebak. Hoe hij zich in dien tijd vertrouwd maakte met het leven der inlandsche bevolking, met hunne zeden en gewoonten, met de onderdrukking en afpersing waaraan zij, ten minste toen ter tijde, van de zijde der Inlandsche hoofden bloot stonden, leert ons zijn nooit volprezen werk Max Havelaar dat, zooals in de Kamer werd gezegd, een rilling door het land had doen gaan. Toch hadden zijn geschriften niet dadelijk die gevolgen welke Multatuli er zich van had voorgesteld, en dat hem dit bitter stemde, daarvan dragen zijn tallooze werken overvloedig de sporen. (....) Wat wonder dus dat hij naast de velen die hem als ‘de Meester’ vereerden en vereeren, nog meerdere vijanden telde; trouwens het valt niet te ontkennen dat hij bij al zijne groote talenten de slechte eigenschap had van niemand te dulden naast zich of boven zich, en b.v. de roem van een Thorbecke hem een doorn in het oog was. | |
[pagina 143]
| |
Dat Multatuli met zijne werken op verschillend gebied een ontzaglijken invloed heeft uitgeoefend, zal alleen ontkend worden door hen die ziende blind en hoorende doof zijn. Veel van wat in de Max Havelaar door den genialen schrijver werd aangegeven als wenschelijk, nuttig, noodzakelijk en menschelijk, wordt thans in praktijk gebracht. Wij zeggen menschelijk want één ding stond bij Multatuli vóór alles op den voorgrond, dat is wees goed. Wanneer ge de een of andere handeling tegenover uw evenmensch verricht, zorg dan dat ge na de volbrenging kunt zeggen: ‘dat is goed van mij gedaan.’ Dat Multatuli zelf niet altijd volgens dien gulden regel handelde, wie zal het ontkennen, maar dat is immers zuiver menschelijk, en hij heeft zich nimmer voor iets anders willen laten doorgaan. Douwes Dekker behoort thans aan de historie, en die zal hem weten te oordeelen, beter dan zijne tijdgenooten, zooals de historie dat steeds doet. Maar één ding is ontwijfelbaar, n.l. dat, afgescheiden van zijne menschelijke gebreken en tekortkomingen, zijn figuur zich daarboven zal verheffen, als een zon op volle middaghoogte, in welks schitterende stralenrijkdom zich, zoolang de Nederlandsche taal gesproken wordt, oudere en jongere van dagen zullen komen koesteren en verlustigen en leeren denken. |
|