Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli.Nederland heeft een zwaar verlies geleden. Weinige dagen te voren bracht de telegraaf het bericht, dat Eduard Douwes Dekker, algemeen bekend onder den naam Multatuli, is overleden. Op zeven-en-zestigjarigen leeftijd bezweek hij te Nieder-Ingelheim (bij Mainz), waarschijnlijk aan het asthma, waaraan hij reeds zoo lang lijdende was. Allerminst in Nederlandsch-Indie mag zijn dood onopgemerkt voorbijgaan. Al blijft zijn leven en streven voor de inlanders, wier rechten hij jaren lang met alle kracht, vuur en geest die in hem waren, heeft verdedigd, een gesloten boek, wij, Europeanen, op wie het direct of indirect meer indruk gemaakt heeft dan dat van een ander onzer landgenooten, behooren ons ten minste een oogenblik af te zonderen van den dagelijkschen sleur, om na te denken en te staren op het bezielend voorbeeld van een groot man, wiens invloed voelbaar is in de geschiedenis van Indie. Als wij zijn beeld, dat van den hartstochtelijken, welsprekenden, door en door zelf- | |
[pagina 135]
| |
standigen redenaar, denker en dichter voor ons zien oprijzen, komen ons de regels van Horatius in de gedachten: Fortem ac tenacem propositi virum
Non civium ardor prava jubentium
Non voltus instantis tyranni
Mente quatit solidaGa naar eind1.....
Geen afkeurend geschreeuw eener opgehitste menigte, geen dreigend voorhoofdfronsen der hommes en placeGa naar eind2. is in staat geweest hem een duimbreed te doen afwijken van den weg, dien hij voor den rechten hield. Hoe men ook denke over het doel, dat hij heeft nagejaagd met ijzeren volharding, over de strekking van zijn werkzaamheid en van zijn levensstrijd - al ziet men zelfs daarin niets meer dan de zooveelste herhaling van de heldenfeiten des Ridders van La Mancha - éen oordeel slechts is mogelijk over de trouw, de zelfverloochening, de onbaatzuchtigheid - kortom, de echte ridderlijkheid, waarmee hij voor de kleuren zijner dame heeft gekampt. Hem trof het gewone lot, dat alle strijders voor Recht en Waarheid schijnt beschoren: zijn leer en leven waren ‘den Joden eene ergernis en den Grieken eene dwaasheidGa naar eind5.’. Ergernis heeft hij gegeven aan al wie vastgeroest zaten in de verouderde begrippen en instellingen, die hij aantastte, belang hadden bij de onzedelijke toestanden, waartegen hij zich verzette; aan alle Kappelmannen en Droogstoppels, die hem niet konden of niet wilden begrijpen. Eene dwaasheid was zijn streven in het oog van hen, die van meening zijn, dat men de wereld nemen moet gelijk zij is; dat men geen slapende honden moet wakker maken; dat niets onverstandiger is dan boos te worden over de slechtheid der wereld en niets belachelijker en ijdeler dan de poging om daaraan een eind te maken. Rechtzinnigen en vrijzinnigen, dominés en makelaars, oude juffrouwen en jonge sceptici, al wie den geest van Jood of Griek tegenover den hervormer in zich voelden, hebben zich dan ook verbonden om hem te vervolgen door laster of door zwijgen, door doen of door laten, ja zelfs door opgedrongen ‘geestverwantschap’ en plompe stompzinnige ‘mooivinderij’ hem het leven verbitterd en het werken schier onmogelijk gemaakt. Geen Nederlander van onzen tijd had - en heeft nog - de eer zoo- | |
[pagina 136]
| |
veel vijanden te bezitten. Maar tegenover dien drom stond en staat hoe langer hoe meer een kleine overtuigde partij van warme aanhangers, die haar leden niet telt onder het minst redelijke en zedelijke deel der natie. Bestaat die ook grootendeels uit jonge lieden, men denke aan de woorden van Heine: ‘Die Jugend ist es, auf die man noch rechnen kann in unserer kalten Zeit, denn diese wird noch entzündet von dem glühenden Hauche, der ihnen aus den alten Büchern entgegenweht, und deshalb begreifen sie auch die Flammenherzen der GegenwartGa naar eind4..’ De werking van Multatuli's denkbeelden is niet verslapt in den laatsten tijd, zooals men soms hoort beweren. Nog altijd scheppen vele harten gloed en kracht uit zijn edele taal, forscher en aangrijpender dan die van eenigen anderen Nederlander. Nog altijd beweegt zich onze koloniale staatkunde in de richting van het ideaal, haar door den gewezen assistent-resident van Lebak voorgehouden en verrijkt zich het denkend Nederland met de Multatuli-denkbeelden, meer aan het hart van den dichter dan aan het hoofd van den denker ontsproten. ‘Les grandes pensées viennent du coeurGa naar eind3..’ Hoe heeft men zoo blind kunnen zijn om een man, wien zoovele groote gedachten haar bestaan dankten, te verdenken van harteloosheid? Een man als Multatuli redeneert men niet weg door te wijzen op de kleine vlekjes, die zijn leven of werken mochten ontsieren. Volmaaktheid kan men allerminst verwachten van hem die de onvolmaaktheid zijner landgenooten op het gevoeligst heeft moeten ondervinden. Men beoordeele hem naar de kracht, die van hem uitgaat. Of - nog beter - men beoordeele hem niet. De tijd daartoe is misschien nog niet gekomen. Mannen als hij worden geoordeeld door de geschiedenis waarin zij een blijvende plaats hebben veroverd. Laat Nederland trotsch zijn zulke mannen te hebben voortgebracht en bedenken: een volk dat zijne groote mannen niet eert, is niet waardig te bestaan. (Aangeboden). |
|