Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
Multatuli.Voor allen, die bij hun leven een halven voet of meer boven hunne tijdgenooten uitstaken, komt de dag, waarop vrienden en tegenstanders, zij die hen bewonderden en die hunne grieven hadden, in debat zullen treden. Dat debat zal min of meer heftig zijn naarmate de persoon, wien 't geldt, ten goede of ten kwade aanspraak mocht maken van de groote menigte kennelijk onderscheiden te worden. Met wien was dit meer het geval dan met Multatuli? Scherp teekenen zich de rechte en gebogen lijnen zijner figuur nog tegen een helder verlichten achtergrond af. Wij kunnen niet volstaan met hem een plaats te geven in het Pantheon onzer groote mannen; hij vraagt een afzonderlijke nis. Hij is als een teeken, dat besproken en weersproken zal worden. Onze tijd is er lang over heen zich aan die behandeling van groote figuren op het gebied des openbaren levens te ergeren. Men erkent haar als een rechtmatigen eisch der historie. Doch indien in iets, dan openbaart zich de invloed der beschaving en verlichting van de laatste honderd jaar in het feit, dat men ten minste zóólang wacht met critiek en anticritiek tot het graf zich boven een man van beteekenis gesloten heeft. Iedereen weet dat dit nog in de vorige eeuw geheel anders was. Men sleepte niet alleen de lijken van erkende misdadigers naar de galg of het galgenveld, ook politieke tegenstanders werden op die wijze behandeld en schimpdichten werden gehoord in de onmiddellijke nabijheid van een sterfhuis. Aldus zijn wij vooruitgegaan in de schoonste en edelste eigenschap van een rechtgeaard gemoed: waardeering. En hier is de stof tot waardeering in ruime mate voorhanden. Multatuli heeft aan het Nederlandsche volk verdiend, dat het zich eendrachtig om zijne groeve schare en dat geluisterd worde naar hen, die hem hebben lief gehad, bewonderd of vereerd. Heeft hij leerlingen achtergelaten? Heeft hij een school gesticht? 't Komt ons voor dat niemand minder dan hij zelf op die eer en dien lof gesteld is geweest. Doch er is een aantal jonge en oudere mannen en vrouwen in Nederland die hem graag met den titel Meester toespraken, die aan hem hun levensbeschouwing danken en zich in die levensbeschouwing gelukkig gevoelen. Aan hen in de eerste plaats het woord. Treedt waar zij getuigenis hunner | |
[pagina 123]
| |
dankbaarheid afleggen, eerbiedig achteruit, gij, die eene andere levensbeschouwing hebt. De ware gewetensvrijheid openbaart zich in de eerste plaats als bescheiden aanhooren. Is het niet reeds eene reden voor omzichtigheid in uw oordeel, dat geestdrift en liefde zich verdringen om Multatuli's graf?...
Doch wij behoeven niet alleen elkander beurtelings het woord te gunnen, heden aan de vrienden en vereerders van den ontslapene, morgen aan allen die iets in het midden hebben te brengen. Er is stof genoeg voor gemeenschappelijk treuren en gemeenschappelijk waardeeren. De pen, die aan Multatuli's hand ontviel, was een gouden pen. Wie schreef proza of poëzie, hoe wilt gij 't noemen? zooals hij? Wist Busken Huët, die hem zoo kort is vooraf gegaan, onze taal te hanteeren met eene schaars geëvenaarde bevalligheid, in kracht en gespierdheid was Multatuli zijn meerdere. Zijn stijl was de uiting der natuur zelve. Zijn rijke phantasie verloochende zich nergens. Als een bandjir stortte zich de verontwaardiging over wat hem ergerde van boven naar beneden, alles verpletterend, maar welhaastGa naar eind1. uitgewoed. Wat hij haatte en verachtte, dat teekende hij in de een of andere levende figuur af. Meer humorist dan criticus, drukte hij haar het stempel der eeuwige belachelijkheid op. En hoe innig, hoe teer was zijne sympathie, hoe wist hij zelfs bij het geeselen van maatschappelijke zonden onze harten van mededoogen te doen kloppen voor de slachtoffers. Zelfs zij, die hem beschuldigden, dat hij de werkelijkheid opofferde aan zijn phantasie, konden hun tol niet weigeren aan het onnavolgbaar letterkundig talent dat hij ten toon spreidde. Laat ons ons vereenigen in een oprechte hulde aan den man, die in dit opzicht een eenige plaats in onze litteratuur innam. Legt uit naam van ons allen, die belang stellen in den bloei onzer taal en letteren, een krans op zijn graf. Schrijft op het lint niets anders dan ‘Aan Multatuli’, en al had men alleen maar de Max Havelaar gelezen, men zal onze bedoeling verstaan. Hoe ver liggen de dagen, toen de Max Havelaar alle hoofden en harten in beroering bracht, reeds achter ons! Hoe is de algemeene beschouwing omtrent ons koloniaal beheer sedert gewijzigd! Hoe wijzigde zich daardoor ook het oordeel over een boek, dat | |
[pagina 124]
| |
zich aansloot bij de pogingen van Van Hoëvell, Junghuhn en zoovele anderen, wier taak ook al afgeloopen is! Zijn naar die evenredigheid ook de toestanden veranderd? Is de verhouding tusschen het moederland en zijne Koloniën verbeterd in de aangegeven richting, en heeft de Javaan te roemen in grooter rechtvaardigheid en bescherming dan vroeger zijn deel was? Die vragen liggen voor de hand, doch het is nu het oogenblik niet om ze te bespreken. Wel om te constateeren, dat op de publieke meening in Nederland geen schrijver in het belang der Indische bevolking grooter invloed heeft uitgeoefend dan Multatuli, dat de vorm van zijn pleidooi het den meest blijvenden indruk verzekerd heeft, dat zonder zijn meestergreep nog jaren hadden kunnen voorbijgaan, eer ons volk uit zijn dommel ten opzichte van onze koloniën ware wakker geschrikt. Nog laat die belangstelling veel te wenschen over, maar de belangstelling neemt toe, men luistert waar men weleer onverschillig het hoofd afwendde, en het aantal van hen, die een studie maken van de zeden en gewoonten daarginds, die ons tot onze schande zoo lang vreemd gebleven zijn, vermeerdert dagelijks. Ook daarvoor brengen wij Multatuli hulde en dank. Zijn eens als revolutionair gebrandmerkte daad, was een daad van moed en overtuiging. Het geheele Nederlandsche volk erkenne dit met dankbaarheid. Hij bracht het moederland en zijne koloniën in het Oosten weder tot elkaar en legde den grondslag voor kennis en waardeering onzerzijds van deze rijke bezittingen, die bij een beleidvoller beheer nog zooveel rijker oogst zouden opleveren. |
|