Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[7 december 1886
| |
[pagina 748]
| |
der dingen. Ik neem uw brief ter hand en al wat gy daarin zegt, spruit voort uit onbekendheid met den werkkring van den Hoogen Raad. Myns inziens vervulde van Houten zyn taak zeer goed, althans in hoofdzaak en als Dek boos is omdat ik myn eigen zaak zoo slecht voorsta, dan komt dat omdat hy niet weet wat de taak van den Hoogen Raad is. Deze toch onderzoekt een zaak niet op nieuw, hoort geen getuigen maar neemt eenvoudig aan dat als een Hof zegt onderzocht te hebben dit ook geschied is. Zoo had in dezen de Hooge Raad niets te maken met de verklaring van Boelens en dus de advokaat kon dat niet op het tapyt brengen. De Hooge Raad houdt zich alleen bezig met het vonnis en de advokaat heeft zich alleen te bemoeien met wetsuitlegging om te doen uitkomen dat de toepassing der weg in het vonnis verkeerd is. Wordt dat aangenomen, dan wordt het verwezen naar een ander hof en alsdan komt de zaak Boelens op nieuw aan de orde, maar wil de Hooge Raad dat voorkomen, dan snydt hy de gelegenheid tot een nieuw onderzoek af door de kassatie te verwerpen en dus het vonnis te bevestigen. Waarlyk, indien er sprake is van verblinding, dan bestaat zy in dezen uwerzyds. Gy hebt eenmaal een idée fixe en draaft daarop door zonder te luisteren naar anderen. Ik hoop dat het my gelukt is u te overtuigen dat uw oordeel steunt op een verkeerd inzicht in den werkkring van den Hoogen Raad. Overigens kunt gy of Dek rekenen op alle hulp, die gy van my zoudt willen hebben. Echter publiek ziet in B. geen strooman, want dat is voldoende ingelicht door Recht voor Allen. De zaak is ook zoo eenvoudig mogelyk, waar men weet dat velen zich aanboden om my te vervangen by 't begin der instruktie, maar ik allen heb afgewezen door te zeggen dat ik niet beter ben dan een ander en de verantwoordelykheid wil dragen van hetgeen ik gedaan heb. My begint die zaak de keel uit te hangen en ik ben er dus vry onverschillig over. Zeker ik zou met meer verve de zaak verdedigen, als het een ander gold. Daarin hebt ge gelyk. Ik kan beter onrecht lyden dan onrecht zien dat door een ander geleden wordt. Nog iets: gy schynt te meenen dat ik nu nog iets doen kan en dat is ook onjuist; voor den Hoogen Raad mag men niet eens zich zelf verdedigen of iets zeggen. Dus eenmaal zoover gekomen heeft men slechts een afwachtende houding aan te nemen. Men is zeer | |
[pagina 749]
| |
benieuwd naar het vonnis van den Hoogen Raad. Onlangs las ik in de Bildtsche Courant, die te St. Anna Parochie uitkomt, dat de redaktie den naam zou kunnen noemen van een hoogleeraar in het recht, die ten aanhoore van velen zyner ambtgenooten verklaarde, dat wat D.N. ook geschreven moge hebben, voor het feit, waarvoor hy thans voor den Hoogen Raad terechtstaat, op juridische gronden eene veroordeeling ondenkbaar is. Nu wy zullen zien of het ondenkbare geschieden zal, ja of neen. Er gebeuren hier zoovele ondenkbare dingen zonder dat men daartegen in verzet komt. Daar kryg ik heden een postwissel van f 3. - voor abonnementsgeld Recht voor Allen. Dat hadt gy niet moeten doen. Ik zond u wekelyks de nummers en dat deed ik gaarne in 't vervolg ook. Zaterdag verzuimde ik het omdat ik niet in stad was, maar gy zoudt ze toch ontvangen hebben al was het wat laat. Daarom dat geld hadt gy kunnen besparen. In het nummer van woensdag 2 December staat iets over het schryven van Dek, dat zeer de afkeuring wegdraagt onder onze denkende arbeiders en dat my nog altyd erg spyt - om hem. Het spyt my dat ik het opnam, niet omdat het niet waar is maar omdat ik uit eerbied Dek zou willen sparen, maar het staat er eenmaal in. Wat beteekende zyn verklaring zonder eenige opgaaf van motieven? Werkt zoo iets niet het zweeren by de woorden des meesters in de hand? Waarlyk, het had nooit moeten gebeuren. Naar myn indrukken weet Dek van die zaken niets af en daarom moet men zich op dat gebied niet wagen. Zyn eigen schryven bewyst dat hy er niets van af weet, want hy zegt: alles schon dagewesenGa naar eind2.. Dat is niet zoo. Het heeft niet kunnen bestaan, omdat de geheele verandering der maatschappy door 't stoomwezen, omdat de geheele industrieele ontwikkeling noodig was om 't socialisme van utopie tot wetenschap te maken. Alles beweegt zich in de richting van 't kommunisme waar het de produktie zelve aangaat, alleen wil men daarvan niets weten waar het betreft de verdeeling van het arbeidsprodukt. My dunkt dat het wiskundig zeker is dat het socialisme de aanstaande vorm der maatschappy is. Het individualisme, het liberalisme heeft zichzelf overleefd en het moet te gronde gaan. Is het verpletterd tusschen de klerikalen eenerzyds en de socialisten andererzyds, dan eerst begint de groote stryd tusschen de twee beginselen | |
[pagina 750]
| |
van klerikalisme (of katholicisme) en socialisme. De maatschappy is aan het stuiptrekken en zy zakt ineen wie weet hoe spoedig reeds. Wy trekken de historische lyn door, die verbroken is en welke pogingen ook gedaan worden 't socialisme tegen te houden, het zal blyken vruchteloos te zyn. Ik moest lachen om uw vragen in een uwer vorige brieven, toen gy vroegt: hoe is de regeling der produktie mogelyk? wie zou dat doen? Immers het antwoord ligt voor de hand: wy allen tezamen. Maar daar wilt gyl. niet van weten. gy zoudt willen regeeren van bovenaf en een soort van aardsche voorzienigheid zyn. Wy daarentegen zien alleen heil van de demokratie, van de volks regeering die wel fouten zal maken maar die ze ook het spoedigst zal herstellen wegens het ondervinden der nadelen. Op den duur zegepraalt de rede en dus alle kwalen zullen 't best worden opgeruimd, als zy door allen worden ondervonden en gekend. De menigte is verstandiger dan Voltaire - zoo zegt men wel eens naar ik meen, welnu dat wil zeggen: het verstand van velen tezamen is te verkiezen boven 't verstand van een enkele, al is hy nog zoo verstandig. Toch is elk afzonderlyk minder verstandig dan de verstandige, maar allen tezamen overtreffen ze hem. Is dat zoo niet? Ik voor my zou niets willen doen of zyn tenzy door den wil der meerderheid, want anders is de plaats altyd geusurpeerd. Want wat wy zyn, dat zyn wy geworden door de maatschappy en dus aan haar zyn wy alles verschuldigd, in haar bewegen wy ons en zyn wy. Maar... ik moet eindigen. Later misschien meer, althans ik schryf u nog wel voordat ik myn tehuis in de gevangenis ga betrekken. In Duitschland zeggen ze in onze party: wie nog niet gezeten heeft, heeft het burgerrecht nog niet. Ik heb zoo'n gevoel dat het hier ook zoo wordt en vroeger of later ons aller lot is een plaats in de gevangenis tot den grooten dag der revolutie, waarin de stryd op leven en dood zal worden gevoerd. Allen zyn wy welvarend en allen laten u beiden en Wouter groeten. Als altyd Uw vriend F. Domela Nieuwenhuis
Het portret van Dek is in een lyst gezet en versiert myn kamer in gezelschap van myn vele socialistische vrienden. Dit zal hem toch niet ergeren? |