Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 685]
| |
(....) niet weet wat het is. Eigenlyk is 't 'n beleediging, want als ‘genie’ beteekent dat men iets weet zonder 't geleerd te hebben, dat men iets kan voortbrengen zonder oefening en arbeid, komt die zoogenaamde lof neer op 'n beschuldiging van luiheid. En dan ben ik juist het tegenovergestelde van 'n genie, want ik werk veel en... niet dan met zeer moeielyke voorbereidingGa naar eind1.. M'n denken, zelfs als ik schyn niets te doen, is my 'n drukkende inspanning. Nooit ga ik anders dan afgemat naar bed. Vandaar dan ook misschien dat ik zoo kostelyk slapen kan. Altyd ga ik met 'n probleem naar bed, en altyd - tenzy ik hoest, wat soms gebeurt - altyd slaap ik in voor ik er mee begonnen ben. Dat is elken morgen de grief by m'n ontbytje. Neen, noch talent noch zoogend genie heb ik. 't Eenige dat ik bezit is taai geduld in denken, en wat ik noodig heb tot uiting (nu voor de pers, god dank) is stemming. Daarom is de zachtheid waarmee ge my byna doorgaande hebt overgelaten aan m'n eigen besef van verantwoordelykheid, tevens zoo bekwaam geweest. 't Is waarlyk Uw schuld niet dat ik zoo stom bleef door bitterheid! Ja, die stemming heb ik noodig. En daarom verzoek ik U vriendelyk me te laten begaan in 't werk waarmee ik nu bezig ben. Ik weet welGa naar eind2. dat velen verlangen naar de Woutergeschiedenis en die zal ik voortzetten en naar ik hoop, afmaken. Maar wat op dit oogenblik in me broeit, is 'n tweede deel van de ‘Minnebrieven’. Misschien begin ik wel aan Woutertje vóór die af zyn, want als ik aan den (...) |