Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 667]
| |
Clarens, 21 /VIII '86 Beste Dekker, Gelukkig kan ik reeds nu Uwen vriendelijken brief beantwoorden; want v. KolGa naar eind1. heeft het 1e gedeelte der ‘recensie’ van Nellie's ‘Brieven aan Minette’Ga naar eind2., die ik heden voltooien wilde, nog niet teruggezonden. Hij en zijn vrouw bevielen ons beiden spoedig zeer. Zij zijn hartelijk en oprecht. Ik gaf hun den raad, hunne landen te verkoopen tegen elken prijs en van een matig inkomen in Zwitserland te gaan leven. Maar ik zal hun nog eens in overweging geven, over de zaak na te denken, want zij schijnen niet zuinig te zijn. Zij namen den trein 1e klasse, terwijl zij ternauwernood reisgeld genoeg hadden. Een vroom doctor had hun een rekening van 650 fr. gezonden! Zijn zij hier eens in de schuld, zoo komen zij er nooit | |
[pagina 668]
| |
uit. Maar ik ried hun ook, Indie spoedig te verlaten, omdat beider lichaamsbouw niet geschikt is voor een keerkringsklimaat. Ook ik heb de Indische royaliteit niet kunnen afleggen, maar gaf daarom 't beheer mijner kleine inkomsten achtereenvolgens aan mijne twee vrouwen. Nellie echter heeft nog minder idée van huiselijke adminie dan haar man. Zijt Gij niet onvoorzichtig door die hysterische bediende te houden? Zal zij U bij een tweede brandstichting even spoedig waarschuwen? Mijn dochter is nog steeds schoon, aristokratisch schoon. Ik wou dat een flink, verstandig, braaf man haar reeds nu ten huwelijk vroeg. Elle n'a pas de plomb dans la têteGa naar eind3.. En al die opeenhoopingen van individuen eener zelfde sekse zijn onzedelijk. Zij is nog verre van volmaakt, maar wij verwachten weinig. In een vacantie van 3 weken heeft zij slechts ééns stof tot ontevredenheid gegeven. Maar zij heeft geen idée, geen overleg. Ze schijnt daar te Marmand tot berouw te zijn gebracht door een preek over kinderplichten. Misschien verwondert Ge u dat ik haar vergun naar de kerk te gaan. Ik heb over de zaak nageacht, en toen een besluit genomen, waarover ik nog geen berouw gevoel. Gij begrijpt, dat zoo zij beloofde een steunpilaar der wijsbegeerte te worden, zij niet door mij van den goeden weg zou zijn afgeleid geworden. Maar zij is niets. In zooverre althans kan zij zich beroemen niet te behooren tot de sekte-luî die altijd in den mond hebben: ‘Men moet toch iets zijn.’ Vooreerst hebben mijn moeder en broeder een jaar te Scheven.,Ga naar eind4. ondanks mijn verbod en hun belofte, haar geforceerd met goddienerij. Daarna de schoolmeesteressen alhier, al woonde zij ook de lessen van godsdienstig onderricht niet bij. 't Is hier een epidemie. Men zou als een Don Quichotte moeten strijden en zijn kinderen meer benadeelen dan bevoordeelen. Ik tracht den invloed van het ouderlijk huis te doen zegevieren op die der school. Bij mijn 15 jarigen Henri is dit nog gelukt. Te Lausanne heet hij ‘le paiën’Ga naar eind5.. Hij verraste mij onlangs met een opstel, waarin hij op natuurwetensch. gronden de wawelarij van een dominee en een pastoor weerlegt. Hij legt zich op al zijn vakken toe, vooral wis- en scheik. Hij loste onlangs een geometrisch vraagstuk op, tot algemeene afkeuring voorgelegd aan Holl. aspirant-cadetten, omdat zelfs een ‘ervaren onderwijzer’ er tegen was opgetornd. | |
[pagina 669]
| |
Mijn dochter schijnt vooral bemind om haar flapuit-achtigheid. Zoo zeî zij tot den dirr v.h. Collège alhier: ‘Ik ben van een amoureuze complexie, gelijk Papa, die 3 malen getrouwd is.’ Ik heb van Zola bijna niets gelezen, maar haat de preutschheid van Holl. bedillers, die de gratuite geilheid-étalage van Bilderdijk en Helmers niet veroordeelen. Mijn vrouw gaf ik gisteren l'Oeuvre ter lektuur. Het lot van uwen oud-wijnkooperGa naar eind16. is hartverscheurend. Opmerkelijk vind ik zijn bekentenis dat het vak van wijnkooper niet kan worden uitgeoefend zonder schelmerij. Dat zijn vrouw den moed verliest is te begrijpen, maar dat moet hem nog pijnlijker vallen dan zijn kwaal en zijn armoede. Als men zulke dingen leest, verlangt men naar rijkdom om te kunnen helpen. Ik ben, gelijk Gij, voor een minimum van Staatsbemoeiing. de PaepeGa naar eind6. schreef onlangs aan v. Kol: ‘Ik ben zooveel mooglijk étatisteGa naar eind7..’ 't Is stekeblindheid. Maar de Staat behoort, dunkt mij, tusschenbeide te treden, als hij buitengewone voorrechten of rechten toekent, zoo als mijnconcessies, suikerkontrakten, enz. Maar juist dan blijft hij toezien, terwijl hij uzurpeert, wanneer hij slechts zich moest bepalen tot toezien. In 1873 had de Staat b.v. moeten waken voor oprichting van een reservefonds der kolenmijnmaatschappijen in België tegen de kwade jaren. Ja wel! De actiehouders verkochten hun aandeelen, die negenvoudig gestegen waren. En nu kunnen de mijnwerkers niet meer dan 3 à 4 fr. per werkdag ontvangen, maar worden gedwongen van de 4 dagen 3 thuis te blijven. Eveneens op Java. Toen de Regeering staatsdomein en lijfeigenen cadeau gaf, had zij een minimum van opbrengst moeten voorschrijven en boeten opleggen bij wanlevering. Terwijl nu officieel riet 150 pik.Ga naar eind8. suiker geeft en slordig bewerkt partic. riet 125, oogstten velen slechts 17, ten nadeele van kleinen man, Staat en fabrikant. Deze verbrandde suikerriet om suiker te winnen, liet stroop wegvloeien bij stroomen. Aanvankelijk werd het riet getaxeerd en daarnaar betaald. De inl. planter hing dus niet af van de onbekwaamheid der fabrikanten. Maar deze vond dit te nadeelig. De lamme Reg. duldde toen, dat de inl. planter voortaan betaald werd naar de opbrengst in de fabriek. En de fabrikant knoeide daarbij. Van 91000 pik. in Passaroean leverde de bevolking niet minder dan 19000 om niet. En in elk geval | |
[pagina 670]
| |
moest de regeering niet tegenwerken door domme uitvoerrechten en hooge spoorwegtarieven. Een fabrikant in Jogja bespaart 38 mille 's jaars door verzending per pedattie.Ga naar eind9. De meeste sociaal-democraten, anarchisten, enz. zijn te absoluut. Ik verwacht althans weinig van den geluksstaat, voorspeld door Louise MichelGa naar eind10.. Men moest beginnen, dunkt mij, met te streven naar hetgeen reeds veroverd werd door het minst ongelukkige volk: Zwitserland. Gij noemt den toestand ellendig. In één opzicht komt hij mij donkerder voor dan een eeuw geleden. Toen trachtten de 2 partijen: Koning en adel, ieder den derden stand te winnen om de tegenparty krachteloos te maken. Zij hoopten ieder hem in slaap te wiegen na hem te hebben gewekt. Daarom wilde ieder de Staten-Generaal bijeen geroepen hebben. Maar het been waarom de 2 honden vochten werd door den derden genomen. Men zag zijn dwaling in en sloot weer aaneen. Van daar de omwenteling. Ware eene der twee partijen trouw geweest jegens den 3en stand, de omwenteling zoude niet zijn uitgebarsten. Maar nu zijn Koning, Ministerie, Parlement en Bourgeoisie eensgezind tegen den 4en stand. Hoe is voldoening van dezen nu mogelijk zonder omwenteling? Omtrent uw voorstel inzake spoorweg-biljetadvertie; - zie nevensg. Ind. Opm. Ik werd ook doodgezwegen, maar was niet oorspronkelijk geweest. In den Ind. Opm. had ik den Europ. planters aanbevolen, landbouwvereenigen op te richten gelijk in Europa; en op groote schaal voorraad in te koopen voor al de leden. Zij volgden mijn denkbeeld, maar verzwegen mijn naam. De redr. Ottolander, een vroom calvint., schreef: ‘Wij meenen te weten dat de mededeeln. v.d. hr. R.v.E. veel hebben bijgedragen tot deze besluiten.’ Ik heb Dom. Nieuws. aangeraden een advoct. te nemen, die zich niet beroept op BluntschliGa naar eind11. (een ‘mof’) noch op U (een ‘heethoofd’), maar op Donker CurtiusGa naar eind12., Minr. van Justitie, die vroeger als advoc., de Arnh. Court. had doen vrijspreken van Koningshoon of zoo iets. Dergelijke citaten werken meer uit bij een Nederl. rechtb. Do. do.Ga naar eind13. van Chaix d'Est-AngeGa naar eind14. (later procur.-gener.), BroughamGa naar eind15. (later kanselier) enz. D.N. heeft mijn raad gevolgd. Ik schreef hem: òf verklaar dat Gij blijde zijt voor uw zaak te mogen lijden, òf lever een overtuigend, wegsleepend plei- | |
[pagina 671]
| |
dooi. Maar geen speldeprikken of juridische spitsvondigheden!
Met leedwezen las ik dat Gij meer en meer lijdt door uw asthma. Hebt Gij al eens geprobeerd saamgeperste lucht in te ademen? Gij zult zeggen: ‘ieder wil dokter zijn.’ Men schijnt geen enquête naar 't gebeurde op de LindengrachtGa naar eind17. noodig te achten. Het zijn ook maar 25 van ‘'t gemeene volk’. D.a Nieuw.s doet mij denken aan 't partijhoofd voor de rechtbank te Parijs: ‘Ik was hun hoofd, dus moest ik hen wel volgen.’ De v. K's zullen u wel hebben verteld van mijn lief vrouwtje, lief kleindochtertje, lieve kleuters en lieve woning. Zijt met Mimi en Wouter hartelijk omhelsd of de hand gedrukt. Uw vriend Roorda. |
|