Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[6 augustus 1886
| |
[pagina 646]
| |
ik - die my zoo'n tegenzin inboezemen om schriftelyk m'n gedachten te uiten. Stipt gezegd moest men maar met de gebrekkigste uitdrukkingen genoegen nemen, daar de taal, ook de z.g.n. zuivere, nog ellendiger in elkaar zit dan het oog volgens Helmholtz,Ga naar eind1. en dus de moeite van 't purisme niet waard is. Lina vroeg onlangs: Is in de schryvery van NetscherGa naar eind2. dat: wipbillend, heupwiegend, vlyhalzend niet verkeerd? Dezelfde aanmerking is door HugenholtzGa naar eind3. gemaakt en Netscher heeft 'n tal van woorden aangehaald die, schoon even onjuist, burgerrecht verkregen. (reik = rek-halzend, halsstarrig, enz. wat dan ook halsrek(of rei)kend, starhalzig enz. zou moeten zyn, als 't gezond verstand op taal van toepassing ware! Maar dit is zoo niet. Alle talen zyn lappendekens van ongerymdheid. Wel is de studie mooi als men ze gebruikt tot begrypen van de ontwikkelingsgeschiedenis der intelligentie - of van wat daarvoor doorgaat! - maar op zichzelf is 't eigenlyk vergeefsche moeite orde en regel te brengen in de klanken die we gebruiken om zoowat uittedrukken wat we meenen of gevoelen. Dat er nog menschen zyn die den kost verdienen met het beoefenen en doceeren der spelling - 'n geheel conventioneele notatie van die klanken - is heel komiek. Nu, hun doceeren is er dan ook na... of naar, zoals ge wilt. Een vonk fonkelt, een tondel tintelt zeggen de geleerden. Och, hoe kom ik daar zoo verzeild in taal. Ik zou u schryven hoe 't ons gaat. Mies en Wou houden zich best, maar ik voel me sterk afnemen, erger dan de Wolven kunnen bemerkt hebben. By aangename bezoeken als 't hunne, vergeet ik m'n kwaal, maar zoodra er niet 't een of ander is dat me wat opmontert voel ik heel goed dat ik lam en stakkerig ben. Ook hoest ik nu weer 's nachts en dan is den volgenden morgen m'n asthma er niet beter op. (....) |
|