Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[29 juni 1886
| |
[pagina 622]
| |
Nieder Ingelheim 29 Juni '86
Wees er niet boos om, beste meid, dat ik eerst nu eenig teeken van leven geef op Uwen brief van 26 Mei en 't onlangs ontvangen beschreven kaartje... gut, hoe nieuw-ouwerwetsch! Maar mooi vind ik die modegenre eigenlijk niet. Wel is de naam lief die er op gedrukt is, en de regeltjes die er bygevoegd zyn. Dank voor uw belangstelling! Neen, ziek ben ik niet, maar frisch en fleurig ook niet. En te Amsterdam ben ik niet geweest. Ik heb Holland niet gezien sedert de begrafenis van m'n besten Funke. Dat was, meen ik, in November. Zeer dikwyls vernam ik dat ik hier of daar me zou vertoond hebben, zonder dat ik zelf daar van de minste kennis draag. Vele jaren geleden is me gebleken dat iemand zich voor my uitgaf. Of dit nog zoo is, weet ik niet. Om dat aardigheidje met succes te dryven, moet men òf te doen hebben met menschen die me volstrekt niet kennen, òf er uitzien als 'n spook. En hoe maakt zoo'n grappenmaker 't met spreken? Of... ja, zoo zal 't wezen, hy zal meenen my natebootsen door allerlei dingen voor den dag te brengen die op 't lystje van de ‘Liberalen’ staan. Nu, wie hem dan voor my aanziet, weet van my even weinig als van 't ‘Liberalisme.’ (Ik kan 't woord niet schryven zonder ergernis!) Zou je wel gelooven dat ik - in weerwil van m'n volslagen atheïsmus - eigenlyk meer lyk op 'n behouder dan op 'n ‘liberaal’ van de | |
[pagina 623]
| |
thans heerschende soort? Ik ben vóór orde, vóór gezag, tegen vaccinedwang, tegen Staatsonderwys, en dit alles omdat die meeningen my voorkomen inderdaad liberaal te zyn. Zoo ben ik ook royalist - niet te verwarren met aanbidder van Willem III, dien ik 'n ellendeling vind - zoo trek ik in 't proces van m'n vriend Nieuwenhuis, party voor de rechters die hem veroordeelden. Ze hebben hun (machinaalstomme) rechtersplicht gedaan. De wet is nu eenmaal zoo. Alle wetten tegen hoon, laster e.d. zyn aartsdom maar... rechters worden betaald om die wetten uittevoeren. Waar zou 't heen als men dat volkje 't recht toekende oordeel te hebben? Daartoe zyn ze dan ook niet opgeleid, en daarom zyn advokaten zoo ongeschikt voor wetgevers. De (z.g.n.) studie - met permissie! - van 't bepaalde, staat het begrip van wat er zou moeten bepaald worden vierkant in de weg.- Heeremensen, wat 'n zwaaropdehandigheid in 'n brief aan 'n jong meiske! Ik zal me beteren. By 't lezen der verslagen van de Utrechtsche feestenGa naar eind1., heb ik gedurig aan uw broeder gedacht. Ge schryft me over uw poging om door werken, hard werken, den slag te boven te komen, die U en de Uwen getroffen heeft. Daarop laat ge volgen: ‘maar ik kon niet!’ Toch zult ge later daarin wel slagen, beste meid, en dit is te hopen want arbeid is inderdaad het beste wapen tegen smart. Dat ge aanvankelyk daarby geen baat vondt, begryp ik wel, maar dit is geen reden om 't plan optegeven want niets is zoo in staat onze zedelyke kracht te vermeerderen dan inspannend werken. Toch heb ik hierby 'n opmerking die misschien op u van toepassing is. 't Gebeurt wel dat wy ons vergissen in de soort van arbeid die hier dienen kan. (Ik ken deze fout by ondervinding.) De praktische mogelykheid van uitvoering is er by noodig. Het tellen en weer tellen van 'n klein getal steentjes is degelyker dan de poging om te weten hoeveel sterren er aan 't firmament staan. Dikwyls kiezen wy uit traagheid 'n onmogelyk te bereiken doel, ons opdringendeGa naar eind2. dat het verhevener is, ten einde ons 'n voorwendsel ter vergoelyking van 't mislukken te menageeren. Zoo zal 'n leerling die te lui is om z'n ‘sommen’ te maken, zich verdiepen in 't zoeken van de cirkelkwadratuur. Nog eens, ik ken die kwaal, en dit erkennende staat het my 'n beetje minder leelyk, U daarentegen te waarschuwen, niet waar? | |
[pagina 624]
| |
Behalve de hier bedoelde algemeene neiging tot afdwaling in de keus van arbeid, bestaan er by sommigen nog byzondere oorzaken om daarin toetegeven. Die oorzaken vertoonen zich meestal als spotvormen van iets goeds. Het zyn: modephilanthropie inplaats van echte ware nuchtere menschenliefde, 't streven naar poëzie in klank, vorm, ziekelyk gevoel, woordenpraal, onmogelykhedens, gezocht paradoxismus &c &c &c inplaats van de ware poëzie die de werkelykheid ontleedt en 't schynbaar uiteenloopende samenvat (analyse & synthese) waarop alles neerkomt dat den mensch adelen kan. O er zyn zeker nog meer onechte zusters van 't goede die ons in den weg staan om den arbeid te kiezen welken wy noodig hebben ter versterking! Ook daarvan weet ik te spreken. Wees er dus niet boos om als ik U vraag of ook in U misschien TrainbubenGa naar eind3. (Keizer Adolf in ‘Millioenen studien’) de krygsmacht van 't gemoed belemmeren? Mag ik U waarschuwen tegen opgaan in muziek? Het verwondert my zelf dat ik deze vraag richten moet tot iemand die de muziek beoefent als vak. By dilettanten komt ze zeer dikwyls te pas, maar gewoonlyk bederft het beroep de inspiratie. Om met bergen te dweepen moet men ze slechts van zeer ver gezien hebben. De bergbewoner zelf dweept met Kreutzers en GroschenGa naar eind4.. Dit zelfde heb ik vaak by beoefenaars der muziek waargenomen, en over 't geheel by ‘artiesten’ van beroep. By U schynt het vak proza die werking niet - of: nog niet? - gehad te hebben. Dit prouveert voor de echtheid uwer voorkeur - en voor uw hart! - maar of die richting van uw gemoed de ware is om te komen tot den zielevrede dien ge zoekt, moet ik betwyfelen. Ik waarschuwde tegen 't: opgaan in muziek. Dit is verderfelyk, zoo als alle opgaan. ‘Ge zult by brood en vleesch alleen niet leven’Ga naar eind6. is er gezegd. Dit is zeer juist, maar eilieve, mag ik er niet byvoegen: ‘ook niet by galm’? Geen bestaan zonder beweging. Geen beweging zonder wryving. Maar... voortdurende wryving baart op onze ziel de aandoening die ten laatste overgaat in ongezonde kitteling. Het toegeven dáárin acht ik gevaarlyk, vooral in verband met andere medewerkende aandoeningenGa naar eind5.. Ik houd zeer veel van muziek. Maar lieve meid, ik geef geen raad naar m'n smaak, maar naar m'n oordeel. Het is geheel iets anders: | |
[pagina 625]
| |
veel van muziek te houden, dan de muziek te willen gebruiken als versterkend geneesmiddel. Dàt kan alleen arbeid leveren. ‘Maar, zeg je, ik beoefen de muziek als arbeid, en dus...
31 Juni Hier brak ik eergister af. Och, ik heb nu geen lust m'n preek voorttezetten. Om 't kort te maken: ik erken dat studie in muziek-geschiedenis (de uit- en inwendige) voorzeker 'n arbeid is, o ja! Toch weet ik niet of dit de soort van werk is die u dient. Komiek dat ik juist over muziek dezer dagen 'n brief uit Belgie ontving. Ik begryp niet recht wat de schryver wil. En met nog iemand heb ik daarover 'n soort van stryd. (heel in 't vriendelyke, natuurlyk. Gewoonlyk heb ik in zulke dingen te klagen over misverstand voortvloeiende uit misverstaan. Zeer velen zyn niet gewoon zich rekenschap van de beteekenis der woorden te geven, en dit is lastig voor iemand die zich daarop wèl toelegt. Ik heb ergens gespot met componisten die zielindrukken meenen meetedeelen door 't nabootsen van natuurgeluidenGa naar eind7.. M'n Belg schynt te meenen dat ik de muziek daarvan beschuldig, en verzekert me lang en breed dat er componisten zyn die hun genie op andere wys openbaren. 't Is alsof ik, na aanmerking te hebben gemaakt op 'n verkeerdheid, ten antwoord kreeg: ge vergist u want... er zyn menschen die daaraan niet schuldig zyn.-
2 Juli ik ontv. daar vandaag 'nbrief van 'n spoorwegingenieurGa naar eind17. die me schryft dat op den Noord Italiaanschen spoorweg de methodeGa naar eind8. is ingevoerd die ik voorstelde op't slot van m'n Millioenen Studien. In de Zeitung des Vereins Deutscher EisenbahnverwaltungenGa naar eind9. staat dat het reeds aanvankelyk 600 franc opbrengt op de 10,000 biljetten. Welnu, ik zeg over 10 jaar zal 't overal ingevoerd zyn en honderdduizenden opbrengen! Het doet me genoegen omdat het den stempel zet op m'n beweren dat de ware poezie zich grondt op werkelykheid en dus praktisch is. De valsche - la phraseGa naar eind10. - is wolkerig, onbruikbaar, schadelyk en - in hooge opvatting van 't woord: zedeloos. Zoo was't me ook zoo aangenaam onlangs uit 'n stuk in 'n Groninger blad te ontwaren dat m'n meening over 't melken (zie | |
[pagina 626]
| |
parabel Thugater in de Minnebrieven) gegrond is. Een Landbouwer verklaarde dat hy de proef had genomen, en bevonden dat de laatste melk (ik weet niet meer hoeveel maal) meer room bevatte dan de eerste. Zie je, beste meid, dàt is de ware dichtersroeping (zegge de roeping van ieder mensch, want de hier bedoelde dichterlykheid is plicht) nl.Ga naar eind11. ziener te zyn, en zich niet te verbeelden dat menGa naar eind12. dit is door zinnelooze ongerymdheden uittekramen. 2 × 2 = 4 is poëtischer dan gods troon met serafs en cherubsGa naar eind18., want: want:Ga naar eind13. het is, het was, het zal zyn! Ziedaar de majesteit van den ouden Jehovah = het zyn-zelf, wat het woord dan ook beteekent. Maar de belangzuchtige priesters hebben de domme menigte - die altyd wil gefopt worden! - bedrogen en er 'n persoonspoppetje van gemaakt. Toch weer zwaar op de hand! Hm, 'n kwaal van den ouden man. Nu, beter dàt dan valsche poezie. Dag, beste meid, groet de uwen en houd je goed. Uw vriend Dek m'n huisnaam dien ik u aanbeveel
Onze Wouter bezoekt sedert eenigen tyd de school. 'n gedwongen fraaijigheid! Ik eet me op van woede. By die liefelyke instelling van verplicht onderwysGa naar eind14. is men geen baas meer over z'n eigen kind. Het is 'n gruwel! En dat wil men - de ‘liberalen!’ - in Holland ook invoeren? Alva zou zich lang bedacht hebben voor hy zoo'n maatregel zou hebben durven invoeren. Onderwys ‘van Staatswege’ maar weet men dan niet dat die ‘Staat’ 'n heterogeen, veranderlyk, dom mechanismus is? Weet men dan niet dat alle Regeering moet beperkt worden tot het onmisbaar noodige, even als elk noodzakelyk kwaad?Ga naar eind15. En die malle socialisten willen alles aan dien ‘Staat’ opdragen, tot de verdeeling van de arbeidsvruchten toe! 't Komt me voor, dat ik in 'n gekkenhuis leef. Hoe Domela Nieuwenhuis die overigens zoo'n verstandig man is, kan meedoen aan die dwaasheid, is me 'n raadsel. Maar datzelfde zeg ik van zoveelen die - overigens niet onwys - er 'n godsdienstje op nahouden dat tegen de Rede strydt. Dezer dagen kwam Wouter van school met het nieuwtje dat: ‘wie god vreest nooit 'n ongeluk krygen kan’ of zoo iets. Het kind zelf | |
[pagina 627]
| |
vond dit 'n gek praatje. Ik zet het den knapsten theoloog hem iets wys te maken. Hy zeide ‘maar HussGa naar eind16. dan? Die was toch heel godvreezend, en 't liep slecht met hem af.’ Ja, die geloovers zyn ziende blind! Of ze houden zich maar zoo. |
|