Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuliHij, die de waarheid bemint, haar overal en in alles opzoekt, zou een ondankbare zijn, zoo hij vrijwillig vergat, welke diensten anderen hem in zijn zoeken bewezen hebben; - doch neen, dat gebeurt niet - met eerbied spreekt hij den naam uit van hem, die de baan, naar waarheid leidend, heeft aangetoond en vergemakkelijkt. Doch niet zoo in Nederland. Elk land is fier op zijne uitstekende mannen. Zie Frankrijk, Engeland, Duitschland. Denk aan Voltaire, Rousseau, Shakespeare, Newton, Darwin, Schiller, Wagner! Bij elke gelegenheid worden die namen uitgesproken, vooral wanneer het mannen geldt, die zich met de oplossing der groote levensvragen onledig hielden, trots smaad en gebrek soms, en wier zucht naar waarheid door niets kon gestremd worden. Die namen gelijken niet slecht aan banieren, waaronder zich een leger kloeke, vrijwillige strijders schaart. Op 't zicht dier banieren klimt de geestdrift in 't hart der kampioenen; daarin putten ze sterkte, en daaraan hebben ze menige overwinning te danken. | |
[pagina 26]
| |
Nog eens: niet zoo in Nederland. Lees alle ernstige tijdschriften over toonkunde, en gewis zult ge er Beethoven's, Weber's en Wagner's namen in ontmoeten; doorblader elk wetenschappelijk gewrocht, en niet te vergeefs zoekt ge er de namen van Darwin, VirchowGa naar eind1., HuxleyGa naar eind2. en LittréGa naar eind3.. Men zal me zeggen: dat middel om steeds met namen te schermen, past enkel aan de zwakken, die hunne onmacht achter hoogklinkende namen zoeken te verbergen. We zullen zien: Wie van u, lezers, kent Littré niet, de schrijver van zoo menig voortreffelijk wetenschappelijk boekdeel, de minnaar der waarheid, de koene strijder! En nogtans ging er geen dag voorbij zonder dat hij den naam van zijnen voorganger Auguste Comte, den schepper der positieve wijsbegeerte, met eerbied vermeldde. Koestert niet Wagner, ofschoon hij het in de toonkunst verder bracht, dan wie het ook zij, innige achting in zijne schriften voor Glück, Weber en Beethoven, de voorbereiders van het lyrische drama. Nog eens: niet zoo in Nederland. Want is het geen vreemd verschijnsel, dat de naam van onzen genialen Multatuli zoo weinig in onze tijdschriften en dagbladen wordt aangetroffen, en dat tal van professors in de litteratuur er ter nauwernood over gewagen? Is hij dan in de oogen van velen onzer letterhelden een zoo gering figuur, dat zij hem met zulke verregaande onverschilligheid bejegenen - hem ‘doodzwijgen’? We zullen zien en onderzoeken.
* * * Multatuli, wiens naam eigenlijk Eduard Douwes Dekker is, werd in Maart 1820 te Amsterdam geboren. Zijn vader, een scheepskapitein, nam hem op twintigjarigen ouderdom naar Indië mede, waar hij later door de Regeering tot het ambt van Adsistent-resident geroepen werd. De mishandelingen van den Javaan door den zoogenaamd beschaafden Europeaan, stuitten hem tegen het hart; voor zijne Indische broeders vroeg hij om recht en bescherming aan de hoogere overheid, doch met stilzwijgen werd zijne vraag bejegend. Eervol nam hij zijn ontslag, kwam naar Nederland, vroeg nogmaals om | |
[pagina 27]
| |
recht, en leidde intusschen een zwervend leven met hoop op eerherstelling van wege 't Staatsbestuur! Hij wachtte dagen... maanden... jaren - de moedige man! De bijtende laster der onverschilligheid in zulke gewichtige zaak moe zijnde, greep hij naar de pen en schreef den Max Havelaar, waarin hij met een bewonderenswaardig talent de verdrukking en uitzuiging der Javanen, de ‘vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij’ der Droogstoppels en Slijmeringen, en het laffe plichtverzuim der Regeering aan den schandpaal spijkerde. Eene ‘rilling ging door gansch het land’ toen dat prachtig boek verscheen. Weldra volgden de Minnebrieven ‘een vonkelend vuurwerk van vernuft’ - zegt C. Vosmaer - gloeiend van liefde voor waarheid en recht: de Vrije-arbeid, het drama Vorstenschool, Verspreide stukken, Millioenen-studiën, Duizend en eenige hoofdstukken over specialiteiten, en zeven bundels Ideën. Multatuli's geest is alomvattend: geen enkel belangrijk punt op het gebied der algemeene wetenschap, of hij heeft het in zijne onsterfelijke Ideën aangeroerd en opgeklaard. Gij, letterkundigen, leert van hem, hoe men diepe gedachten in een heerlijken stijl kleedt. Gij, vorsten, wat uwe plichten zijn. Gij, Droogstoppels, leert uit zijne gewrochten menschlievend, rechtvaardig zijn. Gij, opvoeders, doorbladert eens de psychologische Wouter-geschiedenis in de Ideën. Gij, allen, zegt me dan eens of Nederland's onverschilligheid geene overgeeflijke fout is. Een man als hij had alle betrekkingen in zijn land kunnen waarnemen, had hij - evenals zoovelen - de oogen toegenepen bij 't zien plegen van onrecht; doch neen, hij offert alles op, liever dan medeplichtige in de Nederlandsche bloeduitzuigerij te zijn. Hij vraagt niets dan recht, en eindelijk moe van aan doovemansdeur te kloppen, slingert hij vorst en plichtige onderdanen harde waarheden naar het hoofd: zijne taal is gloeiend, zijne bewijsvoeringen onwederlegbaar. En Nederland vindt hem ‘mooi’; maar recht geschiedt hem niet! Is dat het loon, dat volkeren, die zich beschaafd noemen, voor de grootste geesten, den roem huns tijds, bewaarden? Juli 1881. |
|