die Dek even lief hebben als ik, hoe kan 't komen dat wij op zoo'n voornaam punt hem betreffend, zóó van meening verschillen? Begrijp jij dat, Mies? Ik niet, hoor. ‘Wil je dan absoluut hebben dat Dek niet meer schrijft?’ vroeg mij laatst een zeer goed' vriend van Dek, nadat ik op diens positie met nadruk gewezen had. Kan jij zoo'n vraag uit den mond van een liefhebbend en waardeerend vriend, verklaren, beste Mies? Voor mij is en blijft 't een onoplosbaar raadsel. - Onder de gegeven omstandigheden begeert Dek geen hulp. Soit, dat is zijn zaak, dat pleit alweêr voor hem.
Maar naar mijn inzien was 't ons aller plicht tegenover hem geweest te trachten hem een ‘arbeid’ te besparen die om bondige redenen hem stuiten moet.
Voor al dezen die iets begrijpen van den strijd die hij voeren moet om zijn tegenzin te overwinnen, zullen de vruchten van zijn arbeid, hoe heerlijk ook overigens, zoo bitter zijn als gal.-
Wat zijn menschen die zoo in alles kunnen berusten voor zichzelf toch gelukkig! Wat worden ze minder geplaagd dan wij! Want 't is en blijft voor sommigen een plaag aan zoo iets niets te kunnen doen.
Toen ik bij niemand grond genoeg vond om in combinatie een plan te maken, besloot ik 't alléén te wagen. Och, Mies 't is misschien dwaas pretentieus van me geweest aan Dek zoo iets voortestellen, maar ik kon 't niet laten. Hoe hij die handeling gevonden heeft laat ik in 't midden. Hij heeft 't recht haar te veroordeelen, maar dat zou ik nog liever hebben dan dat hij mij rekenen zou onder de velen die berusten in de omstandigheden en met onverdeeld verlangen zijn toekomstig gedwongen werk tegemoet zien. Op gevaar af dat hij mij, onbescheiden, en lastig, prétentieuse vindt, protesteer ik tegen hetgeen Dek in dit geval zoo eigenaardig zijn ‘métier’ noemt. Helaas 't helpt niet. Dek zal en wil zich geweld aan doen en nogmaals hij zal aan 't publiek toonen waartoe een Multatuli instaat is. Voor enkele vrienden zal 't echter zeker een pijnlijk verwijt zijn en blijven. - Denk toch vooral niet, lieve Mimi dat ik op de zaak wil terugkomen. Over zulke interessante zaken spreekt men met de hoofdpersoon maar eens. Dek heeft ‘neen’ gezegd en daarmede is alles uit. Toch voelde ik behoefte er met U over te spreken. Ik ben er te vol van om er over te kunnen zwijgen en 'k weet niemand die mij zoo