Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 607]
| |
N. Ing. 6 Mei 1883 lieve beste Lina! Eerst heden 't vervolg op myn onlangs afgebroken brief! Meid, ik weet niet wat me scheelt, maar alle uiting is me pynlyk. Wat is dat toch? Ik loop (of liever zit) te peinzen en te mymeren en kan er maar niet toe komen de pen optevatten. In zekere maat is die tegenzin in uiting my altyd eigen geweest, maar na de ervaring van '82 (het huldeblyksjaar!) is die ziekelykheid verergerd. Al m'n gedachten, natuurlyk uitloopende op wenschen en plannen, stuiten af op de my voor goed gebleken onmogelykheid om iets tot stand te brengen. Ook vroeger ergerde ik my over den loop der publieke zaak maar daarby kwam altyd de hoop dat ik eenmaal in staat wezen zou iets tot stand te brengen ter verbetering. Die hoop heb ik nu niet meer, en dit breekt me. Als ik voortschryf zal 't me zeker niet mogelyk zyn dit onderwerp te blyven vermyden maar toch wil ik beginnen over andere dingen. Primo, de fameuze jas! Ik draag hem al sedert 4 dagen (ge weet dat hy eerst te Mainz door de handen van Zr Mts tolbeambten gaan moest) en hy is goed. Maar ik bereken dat V. Erp hem geheel nieuw heeft moeten maken daar hy zooveel ruimer is. Hy knypt of knelt me nu in 't geheel niet, en ik bedank U wel, lieve hartelyke Lina! Wat 'n moeite hebt ge er aan gehad! Uw brief weer inziende, lees ik weer uw klachten na over de koelheid van hen die ge als uw vrienden beschouwde. Niet dat ik er nu weer over zal uitweiden - daar ik dit in m'n vorigen reeds deed - maar toch moet ik u nog even vragen of't niet goed zou zyn den heer Wolff, die toch zoo'n innig goed, zacht en welmeenend mensch is, eens ronduit om opheldering te verzoeken? Wie weet welk misverstand dan uit den weg zou kunnen geruimd worden! Kan er ook achterklap in 't spel zyn? 't Is zoo erg erg jammer dat zoo'n hartelyke verhouding in stroefheid en verwydering zou overgaan. Hier is alles wel. (Ik op m'n asthma na) Mies altyd in de weer met haar huis en tuin en kind, en nu ook weer met 'n broeisel kippetjes, zegge: eieren. Nu dat ze zullen uitkomen wil ik na de eerste proef en de vele proeven van den hr Snelleman, wel gelooven. De vraag is of ze, eenmaal 't licht hebbende gezien, in leven zullen blyven? Dit betwyfel ik, en dan is al 't zorgen voor 't uitbroeden te vergeefs geweest. Ditmaal heeft M de eieren van onze eigen kippen, en wel twee soorten, gewone en brama poetra.Ga naar eind1. | |
[pagina 608]
| |
Wouter is, in gewonen zin als altyd 'n lief en beminnelyk kind. Toch baart hy me zorg. Hy spreekt nu en dan onwaarheid en ik weet niet hoe die fout moet genezen worden, ja zelfs of er genezing mogelyk is? Zeer lang hebben wy 't behandeld als ‘kinderachtigheid,’ als ‘domheid.’ Ons gewoon gezegde was: ‘Kyk, nu kan men toch zien dat-i nog 'n heel dom, klein kind is. Als hy wat ouder en verstandiger was, zou hy zeker waarheid spreken.’ De laatste dagen evenwel, ziende dat dit geen effekt had, ben ik begonnen wat erger te knorren, maar ik weet niet of 't helpen zal. M'n verdriet over liegen staat in-verband met m'n vrees dat hy over 't geheel 'n onoprecht karakter zou kunnen hebben, waaruit na m'n dood voor Mimi veel smart zou kunnen voortvloeien. Gedurig vleide ik my dat zy, als ik weg ben, aan hem 'n trouwen steun hebben zou. Deze hoop zou vervallen als ik moest inzien dat er op zn karakter niet te rekenen valt. Ik beweer nog volstrekt niet dat dit inderdaad het geval is, o neen! Maar... soms begin ik er voor te vreezen, en de ondervinding met m'n eigen zoon maakt my angstig. Zeg eens, gy die nu al zoo vèr zyt met de opvoeding uwer kinderen, gelooft gy dat men 't stellen kan zonder straffen? En, zoo neen, wèlke straffen gebruikt gy? Lang geleden heeft W. wel eens (niet dikwyls) op z'n billen gehad, maar dit doen we niet meer omdat we 't met vermaningen trachten aftedoen, meer of min forsch naar den eisch der zaak. Welnu, ook dat vermanen bevalt me niet. Men zou dat met 'n mooien klank kunnen ophemelen als: ‘werken op z'n gevoel’ als ‘rationeel beroep op z'n intelligentie’ (die volstrekt niet achterlyk is!) Maar zie by al dat vermaan voel ik dat ik hem verveel, en dat de hoofdindruk niet is het behandeld onderwerp, maar: ‘wat is die papa knorrig!’ Dit nu is wel niet waar, maar zoo'n kind dringt het zich op en dan is natuurlyk alle invloed van m'n gepreek naar den duivel. Ook zonder den afkeer van vermaningen heeft 'n kind 'n rare manier om zich te onttrekken aan de toepassing van onze preekjes. Soms loopt dit in't grappige. Zoo-even byvoorbeeld. Onlangs was hy ten-huize van z'n Lehrer samen geweest met npaar jongetjes die NB. expres om zynentwil genoodigd waren. Ik had vernomen dat hy by die gelegenheid mal verlegen (‘bleu’) was geweest. Hy had zich in 'n kamertje teruggetrokken en daarvan de deur opslot gedaan. | |
[pagina 609]
| |
Heden weer naar den Lehrer zullende gaan, gaf ik hem de les mee zich niet zoo dwaas aan te stellen, en ik zei o.a. foei dat weg stoppen is leelyk. Dat doen onbeschaafde kinderen, neen erger nog, dat is de manier van wilde beesten. Ook 'n wilde kat kruipt in 'n donker hoekje als men hem gevangen heeft... - hé, papa, maak toch dat je eens zoo'n wilde kat voor me krygt! Dan wil ik eens zien hoe hy in 'n hoekje kruipt! Dit kwam er vroolyk uit, en ik merkte wel dat m'n heele preek tewater lag.- Van geheel anderen aard is de moeielykheid die my door... 't geloof wordt veroorzaakt. Zoo'n kind hoort overal van God en Jezus en vraagt dan opheldering. Van achteren beschouwd spyt het me dat we niet terstond gezegd hebben: ‘die dingen kan je nog niet begrypen. Wacht tot je 12, 14 jaar bent, dan zullen wy je zeggen wat wy er van weten.’ Hierdoor ware het conflikt vermeden dat nu telkens ontstaat omdat hy ons al te oprecht antwoord gedurig gebruikt waar 't aanleiding geeft tot gehaspel. In z'n eenvoudige - d.i. onbedorven opvatting zegt hy telkens dingen die 'n geloover doen verbaasd staan en boos maken. De kinderen die soms by hem komen spelen brengen z'n onnoozele atheistery over naar 't dorp, en weldra zal men ons als goddelooze menschen vogelvry verklaren. 't Ergst is dat we door de wet genoodzaakt zyn er 'n duitschen Lehrer opna te houden. Nu kan ik juist niet zeggen dat die man de geloovery op den voorgrond stelt, maar 't is niet te vermyden, by leeslesjes &c, over die malle dingen te spreken. Om de uitspraak der ch als k te leeren behandelt hy de woorden christiaan, christ, christus, en dan moeten die woorden worden uitgelegd! Zoo heeft de Lehrer hem nu verteltGa naar eind2. dat hy (W.) ‘ein Christ’ was. Wouter zei: neen natuurlyk zonder te weten wat dit beteekende. ‘Jawel, zei de meester, je bent immers kein Jude, kein Mohammedaner, also ein Christ!’ Daarop allerlei vertellingen over dien Christus ‘in wien men gelooven moest.’ En de mededeeling dat alle menschen op 't Christfest zoo verheugd waren, omdat Jezus op dien dag geboren was! En dat dit 1800 jaar geleden was... - Maar dat is heel lang. Die man zal al lang dood zyn. Kan men dan den verjaardag vieren van iemand die dood is? En de vertelling van den stal, en de kribbe, en derge zotterny. | |
[pagina 610]
| |
Wanneer ik nu in 'n inderdaad beschaafd land was, zou ik dien Lehrer uitdrukkelyk verzoeken m'n kind niet lastig te vallen met die apenkool. Maar ik riskeer dat ze Wou (of onszelf) met steenen smyten! 't Is ergerlyk.- De vorige week hebben wy de familie Vosmaer 2 nachten by ons gehad, d.i. m'nheer, mevrouw en hun dochter. Dat bezoek was me zeer aangenaam. Ze waren op reis naar Italie. De oudste zoon van den hr V. is als dr zoölogiae geattacheerd aan zekere ichthyologischeGa naar eind3. inrichting te Napels. Ja, hun komst was me zeer aangenaam, en 't speet me dat ze niet langer konden blyven, maar hun program eischte spoed. Reeds ontving ik van hen een brief uit Rome. Die beide dames waren verrukt over al't schoone en belangryke dat zy daar zagen.- Met belangstelling lees ik in uw courant de berichten over de Amsterd. TentoonstellingGa naar eind4.. Vóór de opening reeds voorspelde ik - en dit zeg ik nu weer - dat de uitslag nadeelig zal wezen voor Holland. 't Is onmogelyk dat de vreemdelingen een gunstigen indruk thuis brengen. Dat dit gedeeltelyk zal te wyten zyn aan hun eigen gebrek aan algemeene ontwikkeling die dikwyls geen anderen maatstaf toelaat dan 't gekke: ‘chez nous à Paris’Ga naar eind5. of: ‘Wir Berliner wissen doch besser!’Ga naar eind6. stem ik toe. Maar ook is 't waar dat zeer velen onzer Landgenooten er den slag niet van hebben den vreemdeling van z'n vooroordeelen en snel vèroordeelen te genezen! En dan zoo'n Koning die behoorde vóór te gaan! De man moet zich weer als 'n buffel gedragen hebben. Wat moet de vreemdeling denken van 't volk dat zoo iets duldt, dat dien man luidkeels belofzingt! Dulden moet men hem. Men kan nu eenmaal niet om de 14 dagen revolutie maken. Maar men kon dan toch door wat koelte in de ontvangst van dien bruteGa naar eind7. toonen dat men niet ingenomen met hem is. Aan 'n paar indices bemerk ik dat hy (te Amst tot z'n vrouw en te Londen tot BylandGa naar eind8.) fransch spreekt. Kyk, dáárover hadden zich de omstanders moeten bezwaren. Maar... nooit 'n initiatief. Alles seurt maar mee met den grooten hoop en dat schreeuwt maar altyd bêtementGa naar eind9. Oranje boven! waarom toch, lieve Hemel? Ik ben niet ònkoningsgezind, d.w.z. ik geef niet den voorkeur aan 'n republik. regeeringsvorm, maar dit belet niet dat ik protesteer tegen zóó'n koning! Me dunkt het is van hem te vorderen dat hy zich fatsoenlyk gedrage. | |
[pagina 611]
| |
Dat we nu eenmaal niets aan hem hebben, weten wy. Dit brengt dan ook die schoone parlementery meê. Maar dit behoefde niet zoo ver te gaan dat hy, terwyl hy zich in Engeland amuseert, zich door dat land 'n stuk van z'n gebied laat afnemen zonder kikken, zonder zelfs blyk te geven dat-i weet wat vreemdelingen ons durven doen. Maar wat zeg ik? Hoe kan men van zóó'n verliederlykt sujet verwachten dat hy zich de belangen van't zoogenn ‘Vaderland’ zal aantrekken, als men ziet dat al de hollandsche krantenschryvers, de pretentieuze ‘wy’ van de pers, de voorlichters der Natie blyk geven van gelyke onwetendheid. Niemand laat 'n enkel woord van protest hooren tegen de annexatie van N. Guinee! Of men de stelling zou kunnen verdedigen dat dit énorme land geheel tot Insulinde behoort, laat ik daar. Maar 'n groot gedeelte zeker! In allen geval behoort het niet aan Engeland. Wat moeten de Sultans van Ternate en Tidore die sedert eeuwen souverein zyn van zeer groote gedeelten van N. Guinee en die in 't vertrouwen op ònze bescherming ons steeds trouw bleven, nu denken van de Nederl. Natie die z'n eigen beschermelingen in den steek laat? Terwyl dàt geschiedde, hielden zich de kamers en ministers weer bezig met krisisje spelen! Is't Volk dan doof, blind, krankzinnig? Maar ik kan niets doen. Er is me in '82 te goed gebleken hoe onmachtig ik ben om nu optetreden. Er blyft me slechts over my te verstoppen niet als de wilde kat waar Wouter om verzocht, maar als 'n geslagen zieke hond. Och, ik wist wel dat ik weer zou terug komen op de publieke zaak! Het besef myner onmacht pynigt my.- Groet den besten De Haas voor my en ook den hr De Wolff & z'n familie. He, dat's waar ook, eenigen tyd geleden schreef my De H. dat de Tandemkaarten òp waren. Ik zond geen anderen omdat ik... er mee verlegen was. Ja, ik durfde niet. Toch vraag ik nu - want, wat moet moet - of ik ze nòg mag zenden? Hoe ik zucht onder m'n verplichting jegens Robbers, kan ik niet zeggen. Ik heb niets dan bitterheid in m'n gemoed, en daaruit kan ik geen schryverachtige mooijigheidjes putten. Dag beste lieve Lina. Ook van Mies hartelyk gegroet. Uw vriend Dek |
|