Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 587]
| |
[april 1883
| |
[pagina 588]
| |
echter ongevoerd - gevoerde zijn niet gemaakt te krijgen, dus kan er van warmte geven geen sprake zijn. Ze zijn van zwart panama, een soort sterk merinos, en ik kan ze hier elk oogenblik koopen. Als Dek zoo iets hebben wil, meld het mij dan s.v.p. en dan zal ik dat terstond zenden. Och, laat hij asjeblieft niet denken dat hij mij moeite veroorzaakt, als ik iets voor hem doen kan (en dat helaas zoo bitter weinig) is me zoo'n groot genoegen en ook op 't punt van jassen zou ik hem zoo graag mijn goede wil toonen! En met de ongelukkige bokking heeft men mij ook voortdurend teleurgesteld. Ontelbare malen heb ik er naar gevraagd en laten vragen en telkens deden de vischvrouwen belofte op ‘andere weken’ die nog komen moeten en dat duurt nu al van dec af! O 'k ben woedend op die bedriegsters! Maar ik geef den moed niet op, en zoodra ik ze machtig word zend ik ze, al was 't over een half jaar. Vindt Ge me niet erg vervelend met al mijn praatjes en belofte? Zelf ben ik beschaamd over zo'n akelige zaak als deze. Maar wat moest ik doen onder de gegeven omstandigheden? Ik ben er zoo verdrietig over! - Bij de Wolven gaat alles den ouden gang. Laatst zeide Bremer kort af en zonder meer dat ze met Jo Dupont naar A. waren geweest om naar huizen uit te zien. Daaruit meenen we te moeten afleiden dat die jongelui spoedig zullen gaan trouwen. Donderdag ll. was de jonge Josefa jarig. S'avonds na 8 uren toen al 't werkvolk uit ons huis was, wipte ik er nog gauw eventjes heen om haar geluk te wenschen - toen 'k binnen kwam met mijn klein geschenk voor haar in de hand, waren alle intieme vrienden waaronder wij vroeger de eerste plaats bekleeden gezellig bijeen. Ik had geen spijt dat ik gegaan was doch 't speet me dat ik door mijn komst hen misschien in een onaangenaam parket had gebracht. Hoe is 't met Dek's gezondheid- en gemoedstoestand? Hoe maakt Gij 't zelf en hoe gaat 't met den lieven Wou? Wij zijn alleen erg verkouden en we hebben het zeer druk. Sedert 14 dagen zijn er verwers in huis, die in alle vertrekken moeten werken en stellingen uitsteken. Dus ligt alles overhoop. Van 't dak af moet voor en achter de gevel geverwd worden en verschillende vloeren van kamers. Intusschen wordt 't huis schoongemaakt en ik geniet dus voortdurend 't gezelschap van schoorsteenvegers, behangers, timmerlieden (voor nodige reparatie), schoonmaaksters en mei- | |
[pagina 589]
| |
den die door de aanwezigheid van zooveel mannelijke individus zeer onbruikbaar zijn voor haar werk. Ik zit dus in een alleronaangenaamste vervelende rommel. Met Mei krijg ik 2 andere dienstboden en 't kleine meisje wou ik ook laten vertrekken. Ze is zeer oneerlijk en geheel het tegenovergestelde van hetgeen ze schijnt. Ge weet het, niet waar, dat ik haar onwillekeurig altyd liefje noemde en dat doe ik soms nog uit gewoonte! Gij vond haar toch ook zoo lief, niet waar? Och en de feiten waardoor ik tot overtuiging kwam, waren me zoo pijnlijk! Mijn 2 andere meiden zijn me ook in dat geval zoo ontrouw geweest en hebben tegenover mij zoo'n valsche rol gespeeld. Als ik door al mijn huisselijke buitengewone allervervelendste werkzaamheden zal zijn heengeworsteld, dan hoop ik heel in 't verschiet Dek, Wou en U bij ons te zien. Dàt heerlijk schilderij dat ik reeds duidelijk zie, geeft me moed en vrolijkt me op en maakt me gelukkig. Want waarlijk, Mies, zoo als 't oogenblik in huis bij me toegaat, en nog weken toegaan moet (....) |
|